Publicatie Laka-bibliotheek:
Het nationale programma voor het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen
Auteur | Min. I&M |
1-01-4-15-10.pdf | |
Datum | juni 2016 |
Classificatie | 1.01.4.15/10 (AFVAL - RICHTLIJN 2011/70/EURATOM) |
Opmerking | Gepubliceerd op de site van de ANVS en van de Rijksoverheid. |
Voorkant |
Uit de publicatie:
Samenvatting In het nationale programma wordt het beleid voor het beheer van radio actief afval en verbruikte splijtstof beschreven, van het ontstaan ervan tot aan de eindberging. Radioactief afval en verbruikte splijtstof worden bovengronds opgeslagen voor een periode van ten minste 100 jaar. Rond 2130 is geologische eindberging voorzien. Een locatiekeuze is nu niet aan de orde. In onze moderne samenleving kan iedereen in aanraking komen met een activiteit waarbij radioactiviteit wordt gebruikt of geproduceerd. Bij onder meer het gebruik van medische isotopen in de gezondheidszorg, bij energieproductie of in laboratoria ontstaat onvermijdelijk radioactief afval. Ook in het verleden is in Nederland radioactief afval geproduceerd. Dit afval wordt nu veilig opgeslagen in speciaal daarvoor ontworpen gebouwen bij de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA) in Zeeland. Ook in de toekomst dient het beheer van radioactief afval en als radioactief afval beschouwde verbruikte splijtstof (verder: radioactief afval) zodanig te zijn dat het geen gevaar voor mens en milieu oplevert. In dit nationale program- ma wordt niet ingegaan op de plaats van kernenergie in de energiemix, het beschrijft het beheer van het radioactieve afval dat al aanwezig is en gaat komen. Hoeveelheid radioactief afval Momenteel is bijna 86 m3 hoogradioactief afval bij de COVRA opgeslagen. Qua omvang is dit te vergelijken met de inhoud van een flinke zeecontainer. Daarvan is ca. 70% ontstaan bij de productie van kernenergie. De overige 30% is voornamelijk ontstaan bij de productie en het gebruik van medische isotopen en voor een klein deel bij onderzoek. Daarnaast is bij COVRA ca. 11.000 m3 laag- en middelradioactief afval opgeslagen. Dit afval is voornamelijk ontstaan bij industriële toepassingen maar ook in laboratoria, ziekenhuizen en bij de productie van kernenergie. Ook ligt er ca. 17.000 m3 NORM-afval: dit is radioactief afval dat afkomstig is van natuurlijke materialen, zoals ertsen. Begin 2015 is in totaal bijna 30.000 m3 radioactief afval opgeslagen bij COVRA. In 2130 zal volgens prognose 70.000 m3 radioactief afval opgeslagen zijn. Hiervan zal 401 m3 hoogradioactief afval zijn. In het verleden (1985-1992) is radioactief afval op het terrein van ECN in Petten opgeslagen. Er loopt een project om dit zoge- naamde ‘historische afval’ naar COVRA over te brengen. Beleid voor radioactief afval Het Nederlandse beleid voor radioactief afval is gebaseerd op vier uitgangspunten: • Minimalisatie van het ontstaan van radioactief afval • Veilig beheer van radioactief afval • Geen onredelijke lasten op de schouders van latere generaties • De veroorzakers van radioactief afval dragen de kosten van het beheer ervan. Het beleid is stabiel en gaat al ruim dertig jaar uit van boven- grondse opslag van het radioactieve afval gedurende ten minste 100 jaar, waarna rond 2130 berging in de diepe ondergrond is voorzien. De definitieve besluitvorming hierover zal pas rond 2100 plaatsvinden. De samenleving kan op dat moment ook de keuze voor een andere beheersoptie maken, afhankelijk van inzichten op dat moment en vooropgesteld dat er tegen die tijd alternatieven mogelijk zijn. De relatief lange periode van bovengrondse opslag geeft tijd om te leren van ervaringen in andere landen, om onderzoek te doen en kennis te vergaren. Ook kan zo voldoende geld gespaard worden waarmee een eindberging gerealiseerd kan worden. Hierdoor kan in de toekomst een goed onderbouwd besluit over het beheer van radioactief afval worden genomen zonder dat er onredelijke lasten op latere generaties wordt gelegd. Nieuw beleid Dit nationale programma is naast een beschrijving van het huidige beleid rond het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen ook een actualisatie daarvan. Het kan daarmee het vertrekpunt voor het besluitvormingsproces richting eindberging worden. Naast de huidige wijze van het beheer van radioactief afval wordt er tevens een doorkijk gegeven naar het mogelijke beheer in de toekomst. Nieuw in dit programma zijn flexibiliteit en de duale strategie bij de realisatie van een eindberging. Ook het volgen van ontwikkelingen rondom eindberging in trendanalyses en de toetsing en advisering daarop is nieuw. Hieronder wordt hier verder op ingegaan. Beheer op lange termijn In dit nationale programma is uitgegaan van de huidige inzichten voor het beheer van radioactief afval. Hoogradioactief afval dient vele duizenden jaren tot een kwart miljoen jaar veilig te worden beheerd totdat het stralingsniveau zodanig is gedaald dat het niet meer gevaarlijk is. De lengte van deze periode wordt bepaald door het al dan niet opgewerkt zijn van het afval. Voor laag- en middelradioactief afval is deze periode honderden tot duizenden jaren. Berging in de diepe ondergrond wordt op dit moment, ook internationaal, gezien als de meest veilige en duurzame wijze om hoogradioactief afval op de lange termijn te beheren. Het is op dit moment de enige oplossing die verzekert dat radioactief afval, ook na vele duizenden jaren, buiten de invloedsfeer van de mens blijft. Ook de verkennende studie naar de opties voor het beheer van radioactief afval op de lange termijn, die ter onderbouwing van dit programma is opgesteld en de huidige stand van wetenschap en techniek, zowel nationaal en internationaal, weergeeft, wijst in die richting. Gezien de relatief kleine hoeveelheden radioactief afval en de hoge kosten voor geologische berging zal het laag- en middel radioactief afval in dezelfde berging worden geborgen als het hoogradioactieve afval. In dit nationale programma wordt de route naar geologische berging verder uitgewerkt. Een aantal landen, zoals Finland, Frankrijk en Zweden, zet op dit moment al concrete stappen richting een geologische eindber- ging voor hoogradioactief afval en verbruikte splijtstof. Naar verwachting worden rond 2025 de eerste geologische eindbergingen voor hoogradioactief afval in Europa operatio- neel. Er zijn echter ook landen die het Nederlandse beleid van langdurige bovengrondse opslag volgen (Spanje) of de mogelijk- heid hiertoe verkennen (Duitsland, Verenigde Staten). Voor een land als Nederland, met een beperkte hoeveelheid radioactief afval, een relatief kleine nucleaire sector en een beperkt onderzoeksbudget, ligt het voor de hand om geen koploper bij de realisatie van een eindberging te willen zijn maar om te leren van en te delen in de ervaringen die internationaal hiermee worden opgedaan. Flexibiliteit in de toekomst Het is niet met zekerheid te voorspellen wat rond het moment van besluitvorming in 2100 de beste manier zal zijn om het radioactief afval te beheren, of wat dan de inzichten van de maatschappij zijn. Er kunnen tot die tijd ontwikkelingen zijn die een andere keuze dan geologische eindberging van het radioactieve afval op Nederlands grondgebied rechtvaardigen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan technologische ontwikkelingen of internationale samenwerking bij het realiseren van een eindberging voor radioactief afval. Vanwege de hierboven genoemde onzekerheden is het van belang flexibel te kunnen zijn in de toekomst qua tijdpad en beheeroptie. Geologische berging ligt op dit moment het meest voor de hand maar tegelijkertijd is het van belang de route richting een geologische berging niet nu vast te leggen met besluitvorming. Zo is het nu nog niet nodig om al een locatie te kiezen voor een eindberging die naar verwachting de komende eeuw nog niet gerealiseerd gaat worden. Inzichten over een goede locatie kunnen immers de komende decennia nog veranderen. Wel worden nu al financiële voorzieningen getroffen. Ook mag er geen onzekerheid bestaan over de verantwoordelijkheden voor het beheer van radioactief afval. Voor realisatie van een eindberging wordt zowel een nationale als een internationale lijn gevolgd: de zogenaamde duale strategie. Hierbij wordt een nationale route naar eindberging uitgewerkt maar wordt de mogelijkheid om samen te werken met andere Europese lidstaten voor de realisatie van een eindberging niet uitgesloten. Indien deze mogelijkheid zich voordoet dient het ook mogelijk te zijn hierop in te spelen. Opgave voor meerdere generaties Radioactief afval is, vanwege de lange levensduur hiervan, een opgave voor meerdere generaties. De huidige generatie zorgt voor veilige opslag van het radioactieve afval nu en doet onderzoek naar eindberging. Er zijn verschillende maatregelen getroffen om te borgen dat voldoende financiële middelen beschikbaar zijn voor een veilig beheer van radioactief afval. Uiteindelijk dienen latere generaties rond het jaar 2100, met actuele technologie en inzichten, een goed onderbouwd besluit te kunnen nemen over het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstof op de lange termijn. Door deze generaties te voorzien van de benodigde – financiële – middelen om een eindberging te realiseren en tegelijkertijd flexibel te laten zijn in de wijze van eindberging door nu geen onomkeerbare besluiten te nemen, wordt hen de vrijheid gegeven te kiezen voor de beste beheerroute voor dat moment zonder daarbij onredelijke lasten bij hen neer te leggen.