December 1994
MODIFICATIE TOT ELKE PRIJS
De ramp in Tsjernobyl (1986) roept in Nederland de vraag op of de kerncentrale in Borssele wel veilig genoeg is. Een team van het Internationale Atoom Energie Agentschap wordt gevraagd de centrale eens krities doer te lichten. Met rapport van dit OSAR—team verschijnt in 1987 en beschrijft een lijst met gebreken. Zo is de brandveiligheid onvoldoende, de regelzaal organisatorisch niet in orde, ontbreekt een reserve regelkamer en zijn noodsystemen niet altijd ‘stand-by’. Op basis hiervan krijgt de eigenaar, de EPZ (Electriciteits Produktiemaatschappij Zuid—Nederland) in oktober 1991 toestemming van de SEP (Samenwerkende Electriciteits Producenten) om 400 miljoen uit te trekken voor een zestiental wijzigingen, beschreven in het modificatieplan. Deze modificaties zouden dan in 1994 gereed zijn en bestaan uit het verbeteren van de brandveiligheid, een reserve regelkamer, het scheiden van noodsystemen, het oppompen van grondwater voor noodkoeling, nieuwe leidingen enzovoorts. De centrale zou, ondanks de modernisering, volgens plan in het jaar 2003 sluiten. Voor de aandeelhouders was de investering voor de relatief korte periode geen probleem.
In mei 1993 gooit het kabinet echter roet in het eten. Ze wil niet hetzelfde risico lopen als met de centrale in Dodewaard: het nietig verklaren van de vergunning wegens gebrek aan inspraak. De wijzigingen in Borssele zijn dermate ingrijpend dat gekozen wordt voor een lange inspraak— procedure en het opstellen van een Milieu Effect Rapportage (MER). Als gevolg hiervan stijgen de geraamde kosten tot 467 miljoen en wordt een en ander met ruim drie jaar vertraagd.
September 1993 gaan de SEP—aandeelhouders, onder strenge voorwaarden, akkoord. Zo mogen de kosten niet verder stijgen, moet alles ook echt in 1997 afgerond zijn en moet, om de rentabiliteit van de modernisering te garanderen, de centrale langer, tot het jaar 2007, open blijven.
In het nieuwste Elektriciteitsplan van de SEP (1995—2004) worden bovenstaande voorwaarden opgenomen. Dit plan wordt in juni 1993 behandeld in de Tweede Kamer waarbij besluitvorming over de passage die ingaat op de plannen voor Borssele wordt uitgesteld.
In augustus ‘93 wordt de vergunning voor de
modificatie verleend. De Kamer komt hiermee extra onder druk te staan.
Bovendien voert de SEP de druk op:
- Als de toestemming voor de modificatie
niet afkomt dreigt ze een schadeclaim in te dienen. De SEP geeft al veel
geld uit in afwachting van de beslissing en gebruikt dit om de regering
voor voldongen feiten te plaatsen. In totaal wordt tot november ‘94 voor
zo’n 160 miljoen geïnvesteerd. Het betreffen allemaal nog voorbereidingen
voor de echte modernisering. Bovendien zijn het vooral de extra kosten
voor de langere procedure; het laten maken van een MER kost veel geld.
Milieudefensie, Natuur en Milieu, Greenpeace
en de Zeeuwse Milieufederatie tekenen direkt bezwaar aan tegen de vergunning.
Zelfs na een eventuele modificatie voldoet
Borssele niet aan eisen die voor nieuwe kerncentrales zouden gelden;
er wordt namelijk geen rekening gehouden met
gevolgen op de lange termijn:
Op 9 november 1994 worden de plannen voorgelegd aan een commissievergadering in de Tweede Kamer. De inzet van minister Wijers van Economische Zaken is modificatie en langere bedrijfstijd. In een commissievergadering blijken de meningen verdeeld. Van de grote partijen keuren de PvdA en D’66 de geplande bedrijfsduurverlenging af. De VVD en het CDA willen modernisering en doorgaan tot 2007. De verdeeldheid binnen de Kamer (dwars doer de coalitie heen) leid tot verwarrende en enigszins rituele dansen in het parlement.
Bij de plenaire stemming op 22 november
1994 keurt een meerderheid van de Kamer het openhouden van Borssele tot
2007 af. Sommigen denken dat de centrale nu op korte termijn zou moeten
sluiten omdat de geplande investering van 467 miljoen niet rendabel zal
zijn als de centrale al in 2004 dicht moet. Minister Wijers komt in december
1994 met een andere oplossing. Hij belooft 70 miljoen subsidie aan de EPZ
om de modernisering alsnog mogelijk te maken.
BORSSELE EN DE KOSTEN — SUBSIDIE
VOOR ALUMINIUM
De kerncentrale in Borssele is onlosmakelijk
verbonden met het aluminium— productiebedrijf Pechiney. Met besluit van
april 1969 om de kerncentrale in het Sloegebied te bouwen hangt samen met
de vestiging van Pechiney in dat gebied. De angst dat de industriële
ontwikkeling van het Sloegebied zal stagneren leidt tot een subsidie van
60 miljoen voor vestiging van Pechiney en de belofte dat de kerncentrale
goedkope stroom zal leveren. De prijs die Pechiney betaald is officieel
geheim, maar ligt tussen de 4 en 6 cent per kilowattuur. Dit is (veel)
minder dan de kostprijs van de elektriciteit uit Borssele. Pechiney betrekt
tweederde van de stroom uit de centrale. Andere grote industrieën
betalen rond de 10 cent en partikulieren rond de 25 cent. Omdat de werkelijke
kostprijs van stroom uit de centrale rond de 8 cent ligt komt dit neer
op een jaarlijkse overheidssubsidie van 40 tot 80 miljoen gulden.
Onder dreiging tot vertrek heeft Pechiney boven
op de contractueel vastgelegde subsidie diverse malen kortingen bedongen.
In 1993 wordt het bedrijf geconfronteerd met de slechte situatie op de
wereldmarkt voor aluminium en krijgt voor de duur van twee jaar nog eens
25 procent korting.
Met kan nog gekker; in 1993 wordt besloten
dat Pechiney een rekening van 150 miljoen die ze uit heeft staan bij de
leverancier van stroom (Delta Nutsbedrijven) niet (helemaal) hoeft te betalen.
De rekening is opgebouwd uit de kosten die
Pechiney eigenlijk zou moeten betalen voor de verwerking en de opslag van
het radioactieve afval van Borssele.
Pechiney krijgt een onbekend deel kwijtgescholden.
De kosten, die natuurlijk wel gemaakt worden, móeten, volgens de
vorige Minister van Economische Zaken Andriessen, dan maar opgebracht worden
doer de kleinverbruikers van stroom; alle huishoudens in Nederland.
Op 1 april 1996 loopt het contract
tussen Pechiney en de Delta Nutsbedrijven af.
Mocht Borssele vroegtijdig gesloten worden
dan is de distributiesecter verplicht de stroom goedkoop te blijven leveren
— dan uit een andere centrale.
HET RADIOACTIEVE AFVAL EN DE TOEKOMST
In de kerncentrale Borssele wordt uranium als brandstof gebruikt om energie op te wekken. In de reacter wordt het uranium langzaam opgebrand (de zogenaamde kernsplijting), waarna de brandstof na 4 jaar vervuild is met radioactieve afvalprodukten. De brandstof wordt uit de reacter verwijderd en afgevoerd naar een opwerkingsfabriek in La Hague, Frankrijk. Daar wordt het nog bruikbare uranium via chemische weg gescheiden van hoog radioactief afval. Het plutonium, gevormd doer 4 jaar bestraling in de centrale, wordt hier ook afgescheiden. Plutonium kan gebruikt worden in kernwapens. Een opwerkingsfabriek loost, bij ‘normale’ bedrijfsvoering, grote hoeveelheden radioactieve stoffen in zee en lucht.
In 1975 wordt het eerste vijfjarige contract afgesloten met de fabriek in La Hague: het afval mag in Frankrijk blijven en het plutonium zal worden gebruikt in de nieuwe kweekreactoren Kalkar (Duitsiand) en Superphenix (Frankrijk). •
In 1978 wordt een nieuw contract afgesloten. Dit gaat niet zonder slag of stoot. De Franse regering eist namelijk dat het kernafval terug gaat naar Nederland. Het Nederlandse parlement eist inzage in het contract maar krijgt dat niet. De inhoud blijft geheim. Uiteindelijk gaat de Tweede Kamer, na inzage in een deel van het contract, toch akkoord.
De opgebruikte brandstof kan tot 1993 worden afgevoerd naar Frankrijk, het afval komt terug naar Nederland en het plutonium blijft eigendom van Borssele. Met het contract is een bedrag gemoeid van 450 miljoen voor deelname in de bouw en exploitatie van de opwerkingsfabriek. In 1992 wordt het contract verlengd.
Tegenstanders van verlenging wijzen op de gevaren van opwerking en zien liever dat de onbewerkte brandstof direct wordt opgeslagen op het COVRA complex in Borssele. Met is ook goedkoper om direct op te slaan, een studie van de Europese Nuclear Energy Agency wijst dit nog eens uit. De directeur van de EPZ beaamt dit maar wijst op de investeringen die al gedaan zijn (de fabriek in La Hague) en kiest voor opwerking. Met nieuwe contract geldt tot 2004 en kan makkelijk verlengd worden tot het jaar 2007. Het gaat om een bedrag tussen de 200 en 300 miljoen, goedkoper dan het vorige omdat er niet meer mee hoeft te worden betaald aan de bouw.
Uit de brandstof van Borssele zal ongeveer
2300 kilo plutonium worden gescheiden. Een bestemming voor dit plutonium
is er nog niet. De kweekreactoren Kalkar en Superphenix zijn nooit volgens
plan gereed gekomen. Kalkar is definitief gesloten on Superphenix is nog
slechts een proefreactor.
Opslag in Nederland kan pas plaatsvinden als
er een geschikte faciliteit voor is, die aan strenge internationale eisen
moet voldoen. Moer waarschijnlijk is dat het plutonium verkocht wordt om
er MOX van te laten maken (een mengsel van plutonium en uranium) zodat
het daarna doorverkocht kan worden aan kerncentrales als brandstof.
De hoeveelheid plutonium is volgens voorzichtige
berekeningen voldoende voor zo’n 460 kernbommen. Recent vrijgegeven Amerikaanse
overheidsdocumenten tonen aan dat plutonium uit kerncentrales geschikt
is voor wapens. Voorlopig blijft
het in Frankrijk tegen een vergoeding van 5500 gulden per kilo per jaar
voor opslag.
KERNENERGIE, NEDERLAND EN DE TOEKOMST
op dit moment bestaat er een unieke situatie
in Nederland. op een proefreacter in Delft na zitten alle nucleaire installaties
midden in een vergunningprocedure. Van de centrale in Dodewaard en de uraniumverrijkingsfabriek
in Almelo werden de vergunningen vernietigd wegens gebrekkige inspraakmogelijkheden.
Zij draaien momenteel op een zogenaamde gedoogvergunning. Met Energieonderzoeks
Centrum ECN in Petten is haar oude vergunning aan het vervangen. Borssele
heeft weliswaar een vergunning voor modificatie maar het politieke besluit
is van doorslaggevend belang. Overigens zijn er ook weer juridiese bezwaren
aangetekend tegen de vergunning van Borssele.
Hoewel de kansen klein zijn is het theoretisch
mogelijk dat ze allemaal worden gesloten.
Met einde van kernenergie in Nederland?
Wijers’ voorganger, minister Andriessen van
Economische Zaken bracht in november 1993 het ‘Dossier Kernenergie’ uit.
Met toenmalige kabinet zou volgens het regeerakkoord niet bosluiten over
de bouw van nieuwe centrales maar met het Dossier word "voorbereidend werk
verricht voor een nieuw kabinet". Volgens het Dossier voldeen nieuwe centrales
(van de zogenaamde derde generatie) aan gestelde veiligheidseisen, is kernenergie
een juist middel in de strijd tegen de dreigende opwarming van de aarde
(broeikaseffect) en is er tijd genoeg om voor het afval een oplossing te
zoeken.
Van verschillende zijden wordt het Dossier onder vuur genomen. De Algemene Energie Raad (AER) vindt kernenergie overbodig omdat er, zeker tot het jaar 2010, sprake is van een overcapaciteit. Volgens een andere adviesorgaan, de Raad voor het Milieubeheer, houdt het Dossier ten onrechte geen rekening met lange—termijn doden en de (financiële) gevolgen van de ‘maatschappelijke ontwrichting’ die onvermijdelijk het gevolg zal zijn van een nucleaire ramp. Een ander kritiekpunt is het ontbreken van berekeningen van de ‘ecologische schade’ en het voorbijgaan aan het feit dat er voor het afval geen duurzame oplossing bestaat.
De milieubeweging wijst nogmaals op het dreigende vermogensoverschet van elektriciteit en op de dure kostprijs van kernenergie. Energiebesparing en warmtekrachtkoppeling zijn effectievere middelen om het broeikaseffect te bestrijden.
Met lijkt er op dat deze kritiek de nieuwe minister van EZ heeft weten te overtuigen. In oktober 1994 zegt Wijers dat er ook in deze kabinetsperiode vrijwel zeker geen brsluit zal vallen. Er moeten eerst oplossingen komen voor veiligheid en afval. De overcapaciteit aan elektriciteit tot 2010 eist geen snelle beslissing. Een centrale bouwen kost, inclusief inspraak, ongeveer 12 jaar; dé beslissing kan ook doer een volgend kabinet worden genomen.
De kernenergiewereld ziet een beslissing liever
vandaag dan morgen. Zij is bang dat met de sluiting van Dodewaard en Borssele,
begin volgende eeuw, al haar personeel op de loop gaat op zoek naar een
nieuwe baan en de nucleaire expertise verdwijnt, daarmee voor altijd de
nucleaire droom om zeep helpend.