Gepubliceerd juni/Juli 1995
 
 

De laatste anderhalf jaar is er steeds meer bekend geworden over experimenten met radioactieve stoffen op mensen in de Verenigde Staten. Stukje bij beetje schuift de deksel van de beerput. Het beleid van de Amerikaanse overheid is letterlijk mensonterend. En de slachtoffers zijn nauwelijks schadeloos gesteld.
 

Een halve eeuw atoombeschaving.
Een halve eeuw barbarij

December 1993 kan worden beschouwd als een historische maand. Voor het eerst gaf het hoofd van de Amerikaanse kernwapen instel-lingen toe dat de overheid immorele proeven had uitgevoerd op Amerikaanse burgers. Het Amerikaanse departement van energie (DoE) onthulde niet minder dan 32 miljoen pagina’s over geheimgehouden medische stralings-experimenten. Secretaris Hazel O’Leary bevestigde dat de Atoomenergiecommissie (AEC), de voorloper van haar departement, experimenten had gesponsord waarbij talrijke mensen werden blootgesteld aan radioactief materiaal.

Een maand eerder onthulde een commissie van het Huis van Afgevaardigden een rapport dat omstandig verhaalt over een dertigjarige geschiedenis van stralingsexperimenten op honderden gezagsgetrouwe en nietsvermoedende burgers. Van de vroege jaren veertig tot het midden van de zeventiger jaren werden terminale patiënten en geestelijk gehandicapte kinderen gevoed met plutonium. Vrouwen met “emotionele problemen” en zwangere vrouwen werden geïnjecteerd met uranium, strontium, cesium en andere radioactieve stoffen. Bij gevangenen werden de testikels gebombardeerd met röntgenstraling. Dat O’Leary besloten had tot een breuk met de lange traditie van geheimhouding en misleiding, waar haar departement patent op had, kwam als een verrassing. Tenslotte kwam zij op deze post na een lange carrière in de kernindustrie. Geconfronteerd met de grote ophef in de media over de experimenten bleven er voor O’Leary echter weinig opties over. Haar besluit om sommige misdaden van de staat te bevestigen en anderen te onthullen was versneld door een reeks van artikelen van de journaliste Eileen Welsome in de Albuquerque Tribune in November ‘93 en de bijna gelijktijdige vrijgave van een rapport van de Amerikaanse algemene rekenkamer (GAO) over het vrij laten komen van straling. Welsome volgde een zes jaar durend onderzoek en ontdekte daarbij details van vijf experimenten waarbij plutonium werd geïnjecteerd bij 18 mensen zonder hun toestemming (‘informed consent’).
 

Experimenten deel van kernwapenprogramma VS

Het GAO rapport dat in de westerse media nauwelijks aandacht kreeg, was bepaald niet minder belangrijk dan minde belangrijk dan individuele of kleinschalige experimenten, die wel veel aandacht kregen. Het rapport vormt het bewijs dat wetenschappers in dienst van de overheid ‘weloverwogen’ radioactief materiaal hebben laten vrijkomen in bevolkte gebieden, zodat ze de fall-out patronen en de snelheid waarmee de radioactiviteit verviel konden bestuderen. Het rapport schetst 13 verschillende proeven waarbij radioactieve stoffen in de lucht werden gebracht, gespreid over de periode van 1948 tot 1952. Alle deze experimenten maakten deel uit van het Amerikaanse kernwapenprogramma met als doel de effecten te evalueren van een experimenteel stralingswapen. Dit soort wapens, die tijdelijk een hoog radioactief veld zouden kunnen creëren om vijandige soldaten te vermoorden, zijn nooit toegepast. Het rapport concludeert dat “andere geplande radioactieve lozingen, die hier niet zijn gedocumenteerd, thans zouden kunnen plaatsvinden op (...) Amerikaanse plaatsen met nucleaire faciliteiten”.
Bij vier van deze proeven bij het kernonderzoeks-centrum Los Alamos, New Mexico, lieten onderzoekers conventionele explosieven afgaan om wolken met radioactief materiaal, waaronder strontium en uranium, in de lucht te zenden. Onderzoekers van het AEC spoorden de wolken op boven het noorden van New Mexico en detecteerden radioactiviteit op 70 mijl afstand van de explosies. Volgens een perswoordvoerder van Los Alamos zouden er 250 andere van dit soort tests hebben plaatsgevonden in dezelfde perio-de.
 

Geheime atoomproeven
Toen O’Leary de menselijke experimenten bevestigde, onthulde ze ook twee andere belangrijke activiteiten. Ten eerste gaf ze toe dat haar departement in het geheim 204 ondergrondse kernproeven uitvoerden in Nevada van 1963 tot 1990. Deze clandestiene explosies moeten worden opgeteld bij de ruim 800 kernproeven die in die periode bekend werden gemaakt. Het departement van energie had het Congres en de Amerikaanse burger bedrogen. De Sovjetminister voor atoomenergie zat er in 1990 met z'n schatting van het aantal Amerikaanse kernproeven zeer dicht in de buurt van het actuele aantal, inclusief de geheime explosies

Een andere belangrijke onthulling betrof de enorme voorraad van plutonium van wapenkwaliteit: 33,5 ton opgeslagen plutonium en nog eens 55,5 ton in kernkoppen.
O’Leary’s onthullingen over de menselijke experimenten veroorzaakten een stortvloed van publiciteit. Veel minder aandacht wordt besteed aan haar onthullingen over de geheime kernproeven en de plutoniumvoorraden, die op termijn veel grotere gevolgen hebben voor het kernwapenbeleid.
 

Ook NASA en CIA betrokken
Na de onthullingen bleek al snel dat ook andere overheidsinstellingen betrokken zijn geweest bij de experimenten, waaronder de ruimtevaartorganisatie NASA, het ministerie van defensie, het departement van veteranenzaken, de openbare gezondheidsdienst en de inlichtingendienst CIA. Als gevolg hiervan formeerde het Witte Huis een interdepartementale commissie.
Veel mensen vroegen zich af waarom deze gebeurtenissen niet eerder zijn onthuld. De meeste feiten over de menselijke experimenten waren echter al bekend. Er zijn tal van pogingen ondernomen om delen van het verhaal te vertellen. Lokale kranten, zoals de Boston Globe en de Knoxville Journal, maar ook nationale dagbladen, zoals de Washington Post en de New York Times hadden delen van de verhalen al gemeld. Maar geen enkele van de eerdere onthullingen schokte het geweten van de natie zo hevig als de bekendmaking van Hazel O’Leary deed.

NIETS GELEERD VAN NEURENBERG
In de discussie die na de onthullingen over de stralingsexperimenten ontstond, werd herhaaldelijk gewezen op de onwetendheid over het effect van radioactiviteit op het menselijk lichaam. Straling was iets nieuws en de wetenschappers waren op zoek naar de mogelijkheden en de beperkingen van die nieuwe energiebron. Daarvoor waren proeven onontbeerlijk.
De dreiging van een oorlog maakte alles geoorloofd. Een houding die ook al tijdens de Tweede Wereldoorlog blijkt te hebben bestaan. Begin 1945 werden in het marine-laboratonium in Washington duizenden rekruten blootgesteld aan mosterdgas, dat in de Eerste Wereldoorlog zoveel levens had gekost. Men vermoedde dat de Japanners mosterdgas zouden gebruiken en wilde weten wat daartegen te doen was. De soldaten werden niet vooraf ingelicht, noch werd hun toestemming gevraagd. Nog steeds lopen er veteranen rond die lijden aan huidziekten als gevolg van deze tests.
Men kan zich afvragen of er eigenlijk wel is geleerd van de praktijken in nazi-Duitsland. De wetenschappers moeten toch op de hoogte zijn van de, tijdens de processen van Neurenberg tegen de nazi-beulen vastgelegde, code die stelt dat mensen alleen mogen wonden blootgesteld aan proeven ‘als zij een volledige geïnformeerde en vrijwillige toestemming hebben gegeven’. Bovendien moeten volgens die in 1946 internationaal aanvaarde protocollen de proefpersonen gevrijwaard zijn van ‘zelfs de geringste kans op letsel, handicap of dood’. De Amerikaanse wetenschappens lapten die code. aan hun laars. De inkt van het verdrag was nauwelijks droog om al door de Amerikanen te worden geschonden.
Michael Kater, de auteur van het boek ‘Artsen onder Hitler’ (1989) beschrijft hoe Duitse artsen hun gaven ten dienste stelden aan de nazi’s en wat we van deze geschiedenis kunnen leren. Ondanks de eed van Hippocrates pasten ze zich zonder na te denken aan bij wat van hen werd verlangt. Artsen als Carl Clauberg en Horst Schumann, die met röntgenstralen en andere proeven concentratiekampgevangenen steriliseerden, begonnen hun carrière als ‘normale’ dokters. Ze lieten zich echter door het misdadige regime corrumperen, wat in feite een omkering betekende van het Hippocrates principe. Dezelfde artsen, die bij de processen van Neurenberg werden beschouwd als monsters, zouden in de Verenigde Staten ten tijde van de Koude Oorlog een glansrijke carrière hebben kunnen maken.
Zo zijn er nog altijd tal van wetenschappers die de stralingsexperimenten rechtvaardigen onder het mom van ‘wetenschap en vooruitgang’. Feitelijk dezelfde argumentatie als de nazi’s over hun experimenten op joodse gevangenen. Professor Masse van het Massachussetts Institute of Technology (MIT) zegt zelfs: “1k geloof dat we nog meer vrijwilligers hadden gekregen, als we gewoon hadden verteld dat het om stralingsonderzoek ging.” Pater Albert Monaczewski, die bioethiek doceert aan de universiteit van Boston is het ook niet eens met de publieke verontwaardiging. “We moeten voorzichtig zijn bij het beoordelen van een vroegere generatie aan de hand van onze huidige normen”, zo meent hij. Verder zei hij: “Er was destijds zo weinig bekend over de gevaren van straling. Men was blij met kernenergi..."
Ook uitspraken als deze zijn niet zeldzaam: “Wetenschappers wisten vaak zelf niet waar ze mee bezig waren. Dus werden mensen blootgesteld aan doses die hoger waren als wat nu aanvaardbaar zou zijn. (...) Men dacht dat de effecten direct waarneembaar zouden zijn..” en: “Pas jaren later werd de werkelijke relatie tussen straling en kanker ontdekt”. Toch moeten juist wetenschappers goed op de hoogte zijn geweest waar ze mee bezig Waren. Al in 1950 wees een van de Amerikaanse onderzoekers, Joseph Hamilton, er in een brief aan zijn superieuren bij de AEC op dat de proeven toch wel erg veel van een ‘Buchenwald-effect’ hadden. Maar zijn waarschuwing verdween in de doofpot.
 

Gevecht tegen de slachtoffers
Hazel O’Leary vraagt compensatie voor mensen die slachtoffer waren van de stralingsexperimenten. Maar zelfs wanneer staatssecretarissen om gerechtigheid vragen, gaat de machinerie van de regering door om mensen te bestrijden die zeggen besmet te zijn door blootstelling aan straling als gevolg van overheidsexperimenten. Het departement van energie betaalde privé advocatenkantoren 47 miljoen dollar van oktober 1990 tot mei 1993 om gerechtelijke processen te weerstaan van burgers uit de omgeving van en militair personeel bij zeven kernwapen-instellingen.
Oscar Rosen van Salem, de commandant van de nationale vereniging van atoomveteranen, schat dat 450.000 tot 500.000 militair personeel en een veelvoud daarvan onder de burgerbevolking werden blootgesteld aan straling bij nucleaire testgebieden. Ondanks het enorme aantal slachtoffers hebben slechts een paar duizend mensen compensatie gekregen van de overheid - en dan alleen door actie van het Amerikaanse Congres. Rosen zegt dat de initiatieven vanuit het Congres, hoewel behulpzaam, het voor de meeste veteranen onmogelijk hebben gemaakt om compensatie te ontvangen, omdat de meest algemene vormen van kanker buiten beschouwing blijven. Een nieuw programma voor de uraniummijnbouwers en de “downwinders” - zoals de buren van het Nevada testgebied worden genoemd- heeft 111 miljoen dollar uitgekeerd aan 1.549 stralingsslachtoffers, volgens cijfers van het Amerikaanse ministerie van Justitie. De helft van de claims van de downwinders werden afgewezen.

Stralingstesten van CIA
Volgens Steven Aftergood, een vooraanstaand onderzoeker bij de onafhankelijke federatie van Amerikaanse wetenschappers, zullen de burgers nooit het volledige verhaal over de proeven te weten komen, omdat de CIA in 1973 de meeste rapporten hebben vernietigd. Deze rapporten behandelden geheim uitgevoerde proeven op mensen van ‘53 tot ‘67.
De zogenaamde Rockefellercommissie rapporteerde in 1975 dat de CIA stralingstesten had uitgevoerd op nietsvermoedende proefpersonen. De experimenten maakten deel uit van een veel groter wetenschappelijk project van de CIA over mogelijke manieren om het menselijk gedrag te beïnvloeden. Volgens de commissie werden vele van de verslagen over deze experimenten in 1973 op bevel van de CIA vernietigd.

Uraniummunitie
Zelfs na de moedige stap van Hazel O’Leary moet worden betwijfeld dat er een einde komt aan de experimenten. Tijdens de Operatie Desert Storm beproefden de Amerikanen en Britten, naast een aantal andere middelen, radio-actieve antitankgranaten van verarmd uranium op de Iraakse tanks. Hoewel de mainstream media het onderwerp in het algemeen mijdt, besteedde het April-nummer van Le Monde Diplomatique uitgebreid aandacht aan de gruwelijke gevolgen van deze wapens. Sinds het debuut van de uraniumprojectielen tijdens de Golfoorlog worden ze onder NAVO-landen en hun bondgenoten verspreid of zelfs geproduceerd. Het is niet ondenkbaar dat dit soort munitie bij ingrijpen van de NAVO in Bosnië zal worden toegepast.
 
 

Gepubliceerd Kernwapens weg! juni/Juli 1995
 
 
 

 terug naar boven