KERNCENTRALE BORSSELE: 341 BEDRIJFSONGEVALLEN SINDS 1980

September 2006, Herman Damveld

De overheid brengt vanaf 1980 jaarlijkse overzichten uit van storingen en ongevallen in de kerncentrales. Uit de overzichten blijkt dat zich sinds 1980 in de kerncentrale Borssele 320 bedrijfsstoringen hebben voorgedaan. Daarbij vielen regelmatig een aantal belangrijke veiligheidsvoorzieningen uit. Gelukkig is het tot nu toe niet echt fout gegaan, maar een aantal keren zijn stappen op weg naar een ernstig ongeluk gezet.

1. DEFINITIES INCIDENTEN OF STORINGEN

De minister van Sociale Zaken brengt sinds 1980 jaarlijks een overzicht uit van de storingen in de kerncentrales Borssele en Dodewaard. Dit gebeurt vanaf 1980 omdat de Tweede Kamer er niet eerder naar had gevraagd. Eerst na het ongeluk in 1979 met de Amerikaanse kerncentrale Harrisburg wilde de Kamer de gegevens. De gegevens komen via de Kernfysische Dienst, die nu onder VROM, maar daarvoor onder het ministerie van Sociale Zaken valt, naar de Kamer.

Vanaf augustus 1990 [Tweede Kamer, 16226, nr 10] hanteert de overheid de 'Internationale Nucleaire Gebeurtenissen Schaal (INES)', een initiatief van het Internationale Atoom Energie Agentschap (IAEA) en het Nucleaire Energie Agentschap van de OESO van mei 1990.[Persbericht NEA, 18 mei 1990]
De minister van Sociale Zaken stelde hierover: "Wereldwijd bestond de ervaring dat soms onbeduidende voorvallen in kerninstallaties aanleiding waren tot onnodige verwarring en angst bij de bevolking omdat er geen eenduidige maat was om de ernst van een voorval af te meten" [Tweede Kamer, 21800, XV, nr 18, p 29, 7 november 1991]
De internationale schaal kent zeven niveaus, die alleen betrekking hebben op nucleaire of radiologische veiligheid. Gebeurtenissen op niveau 1, 2 of 3 heten voortaan "incidenten", bij niveau 4 tot en met 7 gaat het om "ongevallen". De kernramp bij Tsjernobyl is niveau 7, de kernsmelting bij Harrisburg niveau 5.
Gebeurtenissen zonder veiligheidsbelang krijgen de aanduiding niveau nul en heten "storingen", hoewel niveau 1 ook de omschrijving "storingen" krijgt. Bij een storing is sprake van "functionele of operationele afwijkingen welke geen risico met zich mee brengen maar die duiden op een gebrek aan veiligheidsvoorzieningen".


Werking van de kerncentrale in Borssele

De kerncentrale Borssele is een drukwaterreactor. De centrale is, in grote lijnen als volgt opgebouwd. Het reactorvat met daarin de uraniumstaven vormt tezamen met de verbindende leidingen een aparte kringloop. Men noemt dit het primaire circuit. Het water in het primaire circuit wordt onder een hoge druk gezet. Daarom gaat het water niet koken. Dit water, ook hoofdkoelmiddel genoemd, draagt zijn warmte in de stoomgenerator over aan een tweede water- en stoomkringloop, het secundaire circuit. In dit tweede circuit ontstaat wel stoom. Die drijft een turbine aan. De turbine-as is met de as van een generator verbonden. In de generator ontstaat door het ronddraaien van een rotor elektriciteit.

De stoom die door de turbine is gegaan moet weer tot water worden gecondenseerd. Dat gebeurt in de condensor. Het water uit de condensor gaat terug naar de stoomketel om daarna opnieuw in stoom te worden omgezet.

Borssele heeft vanuit het reactorvat twee gelijke en parallel geschakelde hoofdkoelmiddelkringlopen. Elk van deze twee kringlopen van het primaire circuit heeft een stoomgenerator en een circulatiepomp met de daarbij behorende leidingen. Op één van deze twee kringlopen is de drukhouder aangesloten, waarmee er voor gezorgd wordt dat de druk zoveel mogelijk constant blijft.

De turbine bestaat uit vier gedeelten: een hoge druk-huis en drie lage druk-huizen. De condensatie-installatie bestaat uit drie condensors. De voor de condensors benodigde hoeveelheid koelwater van 63.000 kubieke meter per uur komt uit de Westerschelde. (bron: C.Andriesse "Kernenergie in beweging", 1982, hfd 4)




1. reactorvat met primaire circuit
2. uranium
3. stoomgeneratoren
4. turbine
5. generator
6. condensor
7. koelwater uit de Westerschelde

(bron epz.nl)



JAAR
AANTAL
1980
17
1981
16
1982
11
1983
7
1984
11
1985
7
1986
8
1987
17
1988
10
1989
25
1990
18
1991
23
1992
20
1993
21
1994
17
1995
8
1996
14
1997
15
1998
10
1999
8
2000
12
2001
9
2002
10
2003
6
2004
8
2005
13
TOTAAL
341

2. 341 BEDRIJFSSTORINGEN

Hieronder volgt een overzicht van de grote bedrijfsstoringen in de kerncentrale Borssele vanaf 1980. Over de jaren daarvoor beschikken we niet over officiële gegevens. Wel is het zo dat blijkens de toelichting van de minister van Sociale Zaken bij het eerst gegeven overzicht "de opgetreden storingen in de beide kerncentrales in 1980 globaal qua aantal en ernst overeenkomen met de voorgaande jaren".

3. BELANGRIJKSTE STORINGEN

Hieronder volgt een korte beschrijving van de belangrijkste "storingen" in de kerncentrale Borssele. De beschrijvingen hebben een technisch karakter. Vooral in de eerste jaren was de informatie van de overheid dermate summier dat moeilijk te bepalen was waarom bepaalde voorvallen ernstig waren.
De minister van Sociale Zaken is slechts één keer ingegaan op de oorzaken van storingen, toen hij stelde dat ongeveer 30 procent van de storingen veroorzaakt wordt door verkeerde menselijke handelingen

Ongelukken 1973-1980

1973-1979
Geen officiële meldingen

1980
In dit jaar kwamen er een aantal lastige lekken voor in het primaire systeem - het watersysteem rond het hart van de reactor - (2 juni), bij ventilatiekleppen van het reactorinsluitsysteem (3 december) en bij het noodkoelsysteem (16 december).

1981
Op 2 maart startte de kerncentrale op na een splijtstofwisseling. Een klep in het secundaire systeem werd daarbij geopend en wilde niet meer dicht. Hierdoor kookte één van de stoomgeneratoren droog, waardoor de kerncentrale moest afschakelen. Daarbij ontstond tevens een lekkage bij de dichting van het mangat-deksel van de drukhouder.

Op 7 maart raakte één van de drie noodvoedingwaterpompen defect en omdat een andere pomp in reparatie was, werd niet voldaan aan de eis dat twee pompen in bedrijf moeten zijn. Met de handbediening werd een noodstop uitgevoerd.

1982
Er werden op 26 februari werkzaamheden uitgevoerd op de plek waar koelwaterleidingen naar de turbinehal gaan. Daarbij raakte de coating op de buitenkant van een leiding in brand, hetgeen gepaard ging met een sterke rookontwikkeling. De rook drong ook door in aangrenzende ruimten. Na brandalarm en inschakeling van de bedrijfs- en gemeentebrandweer werd de brand geblust.

1983
Tijdens de inbedrijfstelling na een splijtstofwisseling op 6 maart werd een lekkage vastgesteld in de condensor. De condensor is het deel van de centrale waar de stoom die door de turbine is geblazen voor stroomopwekking wordt afgekoeld, condenseert, met koelwater uit de Westerschelde. Een los geraakte steun had enige condensorpijpen beschadigd. Door de lekkage kwam zout zeewater in het secondaire systeem. De reactor werd afgeschakeld. Later besloot men de condensor te vervangen.

1984
Door een extreem lage waterstand kon op 12 januari geen koelwater meer worden ingenomen uit de Westerschelde: het koelwater-inlaatgebouw kwam droog te staan. Daarop werd besloten de centrale af te schakelen en de noodkoeling die op diesel werkt in bedrijf te nemen. De neven- en noodkoelwaterpompen waren namelijk automatisch afgeslagen. Vervolgens trad een elektrische storing op, met als gevolg dat stoom moest worden afgeblazen. Eén afblaasklep bleek echter niet de bedienen te zijn als gevolg van de elektrische storing. De warmteafvoer vond toen plaats via een andere klep. Na drie kwartier kon door de opkomende vloed weer koelwater worden ingelaten. Bij de analyse van het ongeluk bleek dat de druk in het stoomsysteem zo hoog is geweest, dat de veiligheidskleppen open hadden moeten gaan. Maar dat is niet gebeurd. Uit onderzoek kwam naar voren dat de kleppen vastzaten door corrosie (roest).
Conclusie: gelukkig heeft zich al de tijd dat deze kleppen hebben vastgezeten geen pijpbreuk of iets dergelijks voorgedaan, want dan zou door oplopende druk het hart van de reactor onder toenemende druk hebben gestaan met eventueel catastrofale gevolgen.

1985
Bij het testen van een nieuw watertoevoersysteem bleek op 18 april dat een klep in het leidinggedeelte tussen de pomp en de hoofdkoelmiddelleiding in de open stand niet voldoende water doorliet. Men stelde vast dat het om fabricagefout ging.

1986
Op 27 februari tijdens een brandstofwisseling werd een nieuwe transformator in bedrijf genomen. Deze voorziet de centrale van elektriciteit vanuit het hoogspanningsnet wanneer de centrale zelf buiten bedrijf is. Bij het testen van de transformator ontstond een storing en viel de elektrische voeding uit. Door een menselijke fout kwam slechts één noodstroomdieselaggregaat in werking. Geen van de drie noodkoelwaterpompen deed het en daardoor verloor het noodstroomdieselaggregaat zijn koelwatervoorziening en viel uit. Door inschakeling van de elektrische verbindingen met de kolencentrale die vlak naast de kerncentrale staat, werd de kerncentrale van stroom voorzien.
De kerncentrale kan niet zonder stroom, want er moeten altijd pompen blijven werken die koelwater laten circuleren. Zonder stroom weet men in de controlekamer niet meer hoe de stand in de centrale is.
In antwoord op vragen van het voormalige Kamerlid Kees Zijlstra (PvdA) schreef de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat de storing van 27 februari internationaal is gemeld "vanwege het tijdelijk wegvallen van een aanzienlijk deel van de wisselstroomvoorziening in de centrale". Volgens de minister kwam de storing voort uit een beproeving die geen gevolgen kon hebben vanwege de genomen maatregelen, namelijk het van tevoren ontladen van de splijtstofelementen uit de kern en een extra elektrische voeding vanuit de naastgelegen kolencentrale. We kunnen hieruit concluderen dat het uitvallen van de betreffende transformator bij vol bedrijf (met beladen reactorkern) én in het geval de aanvoer van elektriciteit uit de kolencentrale het niet doet )of de kolencentrale stil ligt) tot een ernstig ongeval kan leiden.

1987
Er ging op 10 oktober iets mis terwijl de centrale in vol bedrijf was. Uit de overheidsgegevens wordt niet duidelijk wat er precies aan de hand was. In ieder geval moest overgeschakeld worden op stroomlevering uit het elektriciteitsnet om de kerncentrale van stroom te kunnen voorzien. Deze omschakeling mislukte echter: er ontstond een noodstroom-situatie. Via een noodstop schakelde de reactor automatisch af. Twee noodstroomaggregaten kwamen in bedrijf, waarvan er één na zeven minuten uitviel. De functie werd overgenomen door het derde paraat staande noodstroomdieselaggregaat.
Vervolgens vielen de koelpompen, de noodkoelwaterpompen en de nevenkoelwaterpompen uit. Van de drie diesel-aangedreven pompen werkte er slechts één. Dit voorkwam dat door onvoldoende koeling een kernsmelting op zou kunnen treden.

1988
Op 9 april, tijdens het uitvoeren van de jaarlijkse noodstroombeproevingen viel één van de drie noodstroomdiesels uit. Een andere noodstroomdiesel kwam wel in bedrijf. Tevens viel één van de drie nood- en nevenkoelwaterpompen uit. De beide andere nood- en nevenkoelwaterpompen kwamen nu afwisselend in bedrijf.
Voor de centrale had de storing geen veiligheidstechnische gevolgen, daar de storing zich voordeed aan het einde van de splijtstofwisselstop, met lage vervalwarmte van de reactorkern, meldt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Mogen we daaruit concluderen dat een dergelijke storing wel veiligheistechnische gevolgen zou hebben gehad bijvoorbeeld aan het begin van de wisselstop, wanneer de vervalwarmte van de reactorkern nog hoog is?

Op 4 oktober vielen door kortsluiting in een stekker twee regelstaven in de kern. Het ging hier om een montagefout tijdens de bouw van de centrale, die tot nu toe niet was ontdekt.

1989
Volgens de minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid steeg het aantal meldingen ten opzichte van vorig jaar: "Door de invoering van de storingswerkgroep en het kwaliteitszorgsysteem worden er meer storingen in een verbeterde veiligheidscultuur binnen de organisatie gemeld". Het lijkt er dus op alsof tot nu toe wegens laksheid niet alles gemeld is. Geluk gehad dat het niet echt is fout gegaan?
De minister merkt op dat er maar liefst zeven storingen plaats vonden aan de noodstroomdieselgeneratoren.

Op 25 april werd het brandmeldsysteem getest. Daarbij trad een storing op, waardoor het ventilatiesysteem van een aantal gebouwen uitviel. De temperatuur in het containment steeg tot 48 graden Celcius. Daarop zette het personeel enkele luchtkoelers aan. De software van het brandmeldsysteem werd daarop door de leverancier aangepast. Op 31 augustus was het systeem weer geheel bedrijfsgereed.

1990
De kerncentrale werd in 1990 geplaagd door een verlengde stilstand van zo'n zes weken van de splijtstofwisselstop. Dit doordat er enkele bouten losgeraakt waren van een hulpconstructie van het reactorvat. Het ging om drie bevestigingsbouten van de kernopvangconstructie onder in het reactorvat. Na de ontdekking op 13 februari van een los stuk metaal ging men op zoek naar de drie bouten. Ze zijn gebroken door de zogeheten interkristallijne spanningscorrosie. In antwoord op vragen van het Kamerlid Kees Zijlstra schreef de minister van Sociale Zaken dat de betreffende constructie zich op 20 meter onder water bevindt . Alle handelingen zoals het verwijderen van de bouten, moesten daarom met op afstand bediende apparatuur worden uitgevoerd. Daarna werd de kernopvangconstructie uit het reactorvat gehesen voor inspectie.

1991
Borssele werd in 1991 twee keer uit bedrijf genomen voor reparaties. Bij de opstart na de splijtstofwisseling in maart bleek een afsluiter niet volledig lekdicht te zijn. Deze reparatie duurde drie weken.

Op 6 september trad een lekkage op in één van de stoomgeneratoren. Omdat de lekkage toenam werd besloten de centrale uit bedrijf te nemen. Uit onderzoek kwam naar voren dat het om slijtage ging als gevolg van spanningscorrosie (roest). Bij inspectie bleek de tweede stoomgenerator hetzelfde verschijnsel te vertonen. De stoomgenerator-pijpjes die lek of aangetast waren, werden van een plug voorzien, waarna de centrale op 2 november weer in bedrijf kwam.

1992
Op 28, 29 en 30 mei raakten de zeven in de koelwaterinlaat overbelast door een grote hoeveelheid kwallen. De kerncentrale werd uit bedrijf genomen om de hoofdkoelwaterpompen te kunnen stoppen. De oorzaak van de kwallenplaag was een aanhoudende oostenwind in combinatie met eb in de Westerschelde en een snelle opwarming van het zeewater. Om herhaling te voorkomen werden er visnetten voor het inlaatkanaal gespannen. Tijdens deze gebeurtenissen trad een herhaalde storing aan de stoomafblaaskleppen van het secundaire systeem op. Na reparatie kwam de centrale op 2 juni weer in bedrijf.

1993
Behalve op het overzicht over 1993 van de minister van Sociale Zaken baseren wij ons op gegevens uit Duitse bron.
Op 21 april ontdekte men een defect in de condensor met aansluitend een lekkage in een ventiel van het voedingswatersysteem. De kerncentrale lag daardoor 8 dagen stil.

Op 14 november werd de centrale stilgelegd wegens ernstige toename van gras in de koelwaterinlaat. Dat duurde drie dagen. In 1993 liep het personeel in totaal een stralingsbelasting van 1170,89 milliSievert op, tegen 1252,74 in 1992. Het eigen personeel ontving 300,73 milliSievert. Personeel dat werd ingehuurd voor onderhoud en reparaties liep het grootste deel van de stralingsbelasting op: 870,16 milliSievert.

1994
Begin september werd de kerncentrale enkele dagen tot stilstand gedwongen wegens gebrek aan koelwater. Mosselen verhinderden de aanvoer van koelwater.

1996
Tijdens werkzaamheden binnen het containment constateerde een onderhoudsmonteur op 21 november dat er lucht naar binnen stroomde via een drukontlastleiding. Deze leiding behoort afgesloten te zijn door vier afsluiters die zich buiten het containment bevinden. Meters in de regelzaal gaven aan dat deze afsluiters dicht waren, zodat men dacht dat de sluiters dicht waren, terwijl ze in feite open stonden. De overheid geeft niet aan hoe lang de afsluiters open hebben gestaan en beperkt zich tot de mededeling dat er alleen buitenlucht naar binnen is gestroomd. Deze storing werd beoordeeld op niveau 2. We kunnen ons dus afvragen, wat er gebeurd zou zijn als er een ongeval in de centrale had plaats gevonden: hadden vrijkomende radioactieve stoffen dan ook zonder meer naar buiten kunnen stromen?

1997
Bij een inspectie trof men op 30 juni stekkers aan in het reactorbeveiligingssysteem. Dit waren stekkers die vier dagen eerder bij een reparatie waren aangebracht en verwijderd hadden moeten worden. Als men deze stekkers niet had ontdekt, zouden een serie beveiligingssignalen niet automatisch in werking zijn gekomen. De beveiliging zou men dan met de hand hebben moeten inschakelen.

1998
Bij een test op 16 oktober werd vastgesteld dat meters van de noodkoeling twee keer zoveel koelwater aanwijzen als in werkelijkheid aanwezig is. Dit komt door een foute berekening bij vervanging van onderdelen in 1985, dus 13 jaar eerder. Sindsdien is deze afwijking ook bij de periodieke controles niet opgemerkt. Tussen januari en april deed zich vier keer een situatie voor waarbij de kerncentrale een noodstop moest maken.

1999
Op 21 september stelde men vast dat een beveiligingssignaal voor het automatisch starten van koeling van de kern het niet doet. Dit koelsysteem zou men met de hand in werking hebben moeten stellen, als beide nakoelsystemen uitgevallen zouden zijn.

2000
Het luchtafzuigsysteem werkte op 11 augustus onvoldoende. Men ging er van uit dat er voldoende tijd was voor reparatie, maar de volgende dag bleek dat de reparatie binnen een uur uitgevoerd had moeten worden of dat men de centrale stil had moeten leggen. Geen van beide is gebeurd.

2001
In de kerncentrale Borssele constateerde men op 29 september een verstopping van een aftapleiding van de ruimte rond het reactorvat. Daardoor bleef er in strijd met de voorschriften geboreerd water achter. Uit evaluatie bleek dat het reactorvat niet was aangetast. Er werden maatregelen genomen om zeker te stellen dat de ontwatering goed functioneert.

2002
Op 29 oktober viel de stroomaanvoer van buiten uit. Zo ontstond een noodstroomsituatie. De reactor schekelde daardoor af.

2003
Eind september werd duidelijk dat de kalibratie van de niveau-indicatie in de reactorput over het hoofd was gezien gedurende de jaarlijkse splijststofwisseling. Volgens de technische specificaties had dit wel gemoeten. In overleg met de KFD is dit op 18 oktober alsnog gedaan. Daarvoor moest de reactor tijdelijk uit bedrijf worden genomen. Genoemde niveau-indicator speelt een belangrijke rol als er zich een ernstig ongeluk voor zou doen, waarbij koelmiddelverlies optreedt.

2004
Oktober. Er werden drie lekke splijtstofstaven gevonden. Bij één staaf trof men een gaatje aan, dat waarschijnlijk veroorzaakt is door een los metaaldeeltje dat bleef zweven en slijtage aan de omhulling van de staaf veroorzaakt heeft.

2005
September. Na de jaarlijkse splijtstofwisselstop kwam de centrale weer in bedrijf. Men besloot het opwarmen van de centrale te onderbreken vanwege een kleine reparatie. Daarbij vergat men een afsluiter van een nakoelpomp dicht te doen. Daardoor ontstonden trillingen in het leidingwerk waar niet tijdig op werd gereageerd. Daardoor brak een kleine leiding af en kwam 3 kubieke meter reactorwater in een ruimte die ontworpen is om lekkages op te vangen. De leiding werd gelast. Bij deze storing bleek dat toepasselijke bedrijfsprocedures ontbraken.

4. CONCLUSIE
De overheid brengt vanaf 1980 jaarlijkse overzichten uit van storingen en ongevallen in de kerncentrales. Uit de overzichten blijkt dat zich sinds 1980 in de kerncentrale Borssele 320 bedrijfsstoringen hebben voorgedaan. Daarbij vielen regelmatig een aantal belangrijke veiligheidsvoorzieningen uit. Gelukkig is het tot nu toe niet echt fout gegaan, maar een aantal keren zijn stappen op weg naar een ernstig ongeluk gezet.

De bedrijfsstoringen werden onder meer veroorzaakt door problemen met de noodstroomvoorziening, de brandbeveiliging, de diverse koelsystemen, de inname van koelwater uit de Westerschelde en door een open verbinding tussen de reactor en de buitenlucht.