Publicatie Laka-bibliotheek:
Urenco Nederland BV. Uitbreiding capaciteit naar 6200 tSW/jaar. Milieueffectrapport definitief
Auteur | De Roever Omgevingsadvies |
1-01-8-36-17.pdf | |
Datum | december 2010 |
Classificatie | 1.01.8.36/17 (URENCO/UCN - VERGUNNINGEN/BEZWAARSCHRIFTEN) |
Voorkant |
Uit de publicatie:
Samenvatting 1 INLEIDING URENCO Nederland B.V. exploiteert in Almelo een inrichting voor de productie middels ultracentrifuges van licht verrijkt uranium voor kerncentrales en van stabiele isotopen. Dit milieueffectrapport (MER) is opgesteld door URENCO Nederland B.V. ten behoeve van de aanvraag om vergunning in verband met het wijzigen van de inrichting te Almelo. De inrichting betreft de uraniumverrijkingsinstallaties en hulpprocessen met als kleinere nevenactiviteit de productie van stabiele isotopen, beide gelegen op het bedrijventerrein Bornsestraat. URENCO Nederland B.V. heeft het voornemen de capaciteit voor verrijking van uranium uit te breiden van de thans vergunde 4.950 ton Separative Work per jaar (tSW/jaar) naar 6.200 tSW/jaar. De voorliggende samenvatting is zodanig opgezet dat deze zelfstandig kan worden gelezen. De in het MER aangehouden indeling wordt dan ook, omwille van de leesbaarheid, niet altijd gevolgd. URENCO Nederland B.V. is onderdeel van de URENCO Groep, die sinds het begin van de jaren ‟70 uraniumverrijkingsfabrieken exploiteert in Nederland, Duitsland en Groot-Brittanië en vanaf 2010 in de Verenigde Staten. De basis voor de samenwerking tussen de bedrijven is gelegd in het Verdrag van Almelo uit 1970. De URENCO Groep, met als moederbedrijf URENCO Limited, heeft inmiddels een nog steeds groeiend marktaandeel van circa 25% van de wereldwijde verrijkingsmarkt opgebouwd en een orderportefeuille van circa € 20 miljard. URENCO Nederland B.V. is van plan de verrijkingscapaciteit te verhogen van 4.950 tSW/jaar naar 6.200 tSW/jaar middels het realiseren van twee extra modulen 8 en 9 (hallen met verrijkingsinstallaties) aan de bestaande verrijkingsfabriek SP5. Naast deze uitbreiding van de totale productiecapaciteit is er het voornemen de opslagcapaciteit van UF6-materiaal te verhogen van 52.250 ton naar 65.000 ton feed en tails en van 2.200 ton naar 2.750 ton licht verrijkt materiaal, alsmede een aantal wijzigingen door te voeren ter verdere optimalisatie van de bedrijfsvoering. Daartoe wordt een wijziging van de vigerende vergunning in het kader van artikel 15 onder b. van de Kernenergiewet (Kew) aangevraagd. Ter onderbouwing van deze aanvraag wordt een MER opgesteld. De m.e.r.-procedure is gestart met de bekendmaking van de startnotitie op 7 april 2010; daarna volgde een periode van terinzagelegging ten behoeve van inspraak. Met inachtneming van onder andere het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage en de inspraakreacties heeft het Ministerie van VROM, als coördinerende instantie voor het bevoegd gezag, op 29 juni 2010 de richtlijnen voor het MER vastgesteld. Het onderhavige MER is opgesteld op basis van deze richtlijnen. De m.e.r.- en de vergunningprocedure zijn aan elkaar gekoppeld (zie navolgende figuur S1). Na indiening van het MER en de vergunningaanvraag worden deze documenten ter inzage gelegd. Gedurende een termijn van tenminste zes weken kunnen door eenieder zienswijzen worden ingebracht. Ook kunnen opmerkingen mondeling worden ingebracht tijdens een openbare zitting, die door het bevoegd gezag wordt gehouden. Het bevoegd gezag op grond van de Kew is de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Bij Koninklijk Besluit (KB) van 5 november 2010 is bepaald dat de Minister van EL&I wordt belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van energie, met inbegrip van kernenergie, de verantwoordelijkheid voor de Kernenergiewet en de aansturing van de bijbehorende onderdelen van het RIVM en het Agentschap-NL en van de Kernfysische dienst, voor zover deze voor 14 oktober 2010 was opgedragen aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Met ingang van 16 november 2010 is de wet van 19 november 2009 tot wijziging van de Kernenergiewet, Stb. 2010 nummer 18, in werking getreden op het relevante punt van vereenvoudiging van het bevoegd gezag. Alleen de Minister van VROM is nog het bevoegd gezag voor artikel 15. Door het KB van 5 november 2010 moet voor de Minister van VROM, de Minister van EL&I worden gelezen. Het ministerie van VROM is thans met het ministerie van Verkeer en Waterstaat samengevoegd tot het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Bevoegd gezag: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Directoraat-generaal voor Energie, Telecom en Markten Directie Energie en Duurzaamheid Postbus 20101 2500 EC Den Haag 2 MOTIVATIE VAN HET VOORNEMEN Verrijking met ultracentrifuges is de meest economische, veiligste en milieuhygiënisch beste manier om licht verrijkt uranium, de “brandstof” voor kerncentrales, te produceren. Elektriciteit in kerncentrales wordt opgewekt door de warmte die vrijkomt bij het splijten van de atoomkernen van uranium, de “brandstof”. De vraag daarnaar groeit sneller dan aanvankelijk gedacht, omdat kernenergie elektriciteit oplevert tegen stabiele en lage kosten per kWh. Ook produceren kerncentrales geen broeikasgassen en dragen ze zo bij aan het realiseren van de doelstellingen van het Kyoto-verdrag. De URENCO Groep beschikt over de meest geavanceerde ultracentrifugetechnologie in de wereld en is dan ook zeer succesvol in verdere vergroting van het aandeel van de verrijkingsmarkt van de huidige 25% naar tenminste 35% in de komende jaren. Als één van de vier productielocaties van de URENCO Groep is derhalve de noodzakelijke en gewenste uitbreiding van de capaciteit van URENCO Nederland B.V. in Almelo van 4.950 tSW/jaar naar 6.200 tSW/jaar het doel dat met de vergunningaanvraag wordt beoogd.