Publicatie Laka-bibliotheek:
Startnotitie Milieu-Effectrapportage COVRA

AuteurCOVRA
1-01-9-13-15.pdf
Datummaart 1994
Classificatie 1.01.9.13/15 (COVRA - VERGUNNINGEN/PROCEDURES)
Voorkant

Uit de publicatie:

1.1   Achtergrond

      *    Oprichting COVRA

      De zorg voor radioactief afval in Nederland is in handen
      gelegd van de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval
      (COVRA) N.V. In het kader van deze zorg heeft COVRA sinds
      1992 de beschikking over een centrale verwerkings- en
      opslagfaciliteit voor laag- en middelradioactief afval.
      Deze faciliteit is gevestigd in de gemeente Borsele.


      *    KEW-vergunning COVRA

      In 1989 is aan COVRA een KEW-vergunning verleend alsmede
      een bouwvergunning en wvo-vergunning die haar in staat
      stellen de zorg voor radioactief afval op zich te nemen. De
      in januari 1989 ingediende aanvraag voor de KEW-vergunning
      is vergezeld gegaan van een milieu-effect rapport (MER)
      waarin de gevolgen voor het milieu in de omgeving van de
      opslaglocatie zijn beschreven.

      De KEW-vergunning staat de oprichting toe van een verwer-
      kings- en opslagfaciliteit voor laag- en middelradioactief
      afval en de oprichting van een tweetal opslagfaciliteiten
      voor hoogradioactief afval. Ten aanzien van de oprichting
      van deze faciliteiten is bij Koninklijk Besluit van 17 juli
      1992 bepaald dat COVRA uitsluitend dat gedeelte van de
      faciliteiten mag oprichten, dat nodig is voor het afval van
      de twee bestaande kernenergiecentrales en een gelijk-
      blijvende hoeveelheid afval uit ziekenhuizen, industrie en
      onderzoeksinstellingen.


      *    Huidige situatie

      Op het COVRA terrein in het havengebied Vlissingen-Oost
      zijn op dit moment de opslagfaciliteiten voor laag- en
      middelradioactief afval gerealiseerd. Daartoe behoren de
      volgende gebouwen:

           1.   een afvalverwerkingsgebouw waarin behandelings-
                systemen aanwezig zijn voor vaste en vloeibare
                afvalsoorten en aangrenzende kantoorruimte;
           2.   drie opslaggebouwen waarin het verwerkte en
                verpakte laag- en middelradioactief afval wordt
                opgeslagen.
          De twee opslaggebouwen voor hoogradioactief afval, die
          eveneens vergund zijn,      zijn nog niet gebouwd.      Het
          hoogradioactief afval dat in deze gebouwen zal worden
          opgeslagen, is voor een belangrijk deel afkomstig van de
          beide kernenergiecentrales.     De  bestraalde splijtstof
          elementen van deze centrales worden in opwerkings-
          installaties in Engeland en Frankrijk verwerkt. Nederland
          heeft zich tegenover beide landen verplicht de terugzending
          van het opgewerkte afval niet te belemmeren.
(
    1.2   startnotitie

          *    Wijziging van de huidige KEW-vergunning.

          Met deze startnotitie maakt COVRA haar voornemen kenbaar om
          een verzoek tot wijziging van de bestaande KEW-vergunning
          in te dienen. Gelet op de taakstelling van COVRA en ter
          verduidelijking van de wijziging wordt in deze startnotitie
          onderscheid gemaakt in een afvalstroom bestaande uit
          hoogradioactief afval (hfd. 4 en 5) en een afvalstroom
          bestaande uit laag- en middelradioactief afval (hfd. 6 en
          7). De wijziging heeft betrekking op zowel de voorzieningen
          nodig voor het hoogradioactief afval als op de voor-
          zieningen voor het laag- en middelradioactief afval. Voor
          het hoogradioactief afval betreft de wijziging de aard van
          het aangeboden afval en het ontwe~p van de twee nog niet
          gebouwde opslaggebouwen.    Voor het laag- en middel-
          radioactief afval betreft het eveneens de aard van het
          afval en daarnaast de wijze van verwerking en opslag.
          Ingevolge het Besluit Milieu-effectrapportage moet voor de
          onderhavige wijzigingen van de KEW-vergunning een mer-
          procedure worden uitgevoerd. Deze mer-procedure start met
          een schriftelijke mededeling (startnotitie) aan het bevoegd
          gezag waarin de voorgenomen activiteit wordt aangekondigd
          en waarin deze nader wordt omschreven. Mede op grond van de
          startnotitie worden door het bevoegd gezag richtlijnen
          geformuleerd voor het op te stellen milieu-effect rapport
          (MER) . Voorts kan een ieder ten tijde van het opstellen van
          die richtlijnen, inbreng leveren ten aanzien van de in het
          MER te beschouwen alternatieven en de milieu-effecten van
          de voorgenomen wijziging. In het MER worden de voorgenomen
          activiteit, de in de richtlijnen aangegeven alternatieven
          en de eventuele milieugevolgen van de acti vi tei t en de
          alternatieven behandeld.