Publicatie Laka-bibliotheek:
Resultaten verantwoordingsonderzoek 2017 bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Auteur | Algemene Rekenkamer |
6-01-2-40-21.pdf | |
Datum | mei 2018 |
Classificatie | 6.01.2.40/21 (ONTMANTELING) |
Voorkant |
Uit de publicatie:
5 Beleidsresultaten In dit hoofdstuk bespreken we de uitkomsten van ons onderzoek naar de resultaten van het beleid van de minister van IenW. We hebben onder andere onderzoek gedaan naar de financiële risico’s van de rijksoverheid waar het betreft de nucleaire veiligheid en stralings- bescherming. We hebben hierbij gekozen voor onderzoek naar de ontmanteling van nucleaire installaties (§ 5.1) en naar de Wet aansprakelijkheid kernongevallen (§ 5.2). Dit neemt niet weg dat er ook andere financiële risico’s voor het Rijk zijn op dit terrein, bijvoorbeeld nucleair afval en de opslag daarvan. Daarnaast hebben we onderzoek gedaan naar luchtkwaliteit (§ 5.3) en naar de manier waarop de Inspectie Leefomgeving en Transport risicogericht toezicht oppakt (§ 5.4). Ten slotte geven we in § 5.5 een oordeel over de totstandkoming van de beleidsinformatie in het jaarverslag van het Ministerie van IenM. 5.1 Kosten (ontmanteling) nucleaire installaties De ontmanteling van een kerncentrale is een langdurig en kostbaar proces. De vergunning- houder is daarom wettelijk verplicht om iedere 5 jaar plannen aan de overheid voor te leggen voor de ontmanteling van de installatie en voor de financiële zekerheidsstelling van de kosten van de ontmanteling. In ons onderzoek hebben wij een aantal van deze plannen bekeken. We zijn daarbij nagegaan hoe gewaarborgd wordt dat ‘de vervuiler betaalt’ en welke financiële risico’s de rijksoverheid loopt. De conclusie van ons onderzoek is dat de regelgeving in opzet goed in elkaar zit, maar dat de uitvoering op onderdelen voor verbetering vatbaar is. Zo constateren we dat: • de financiële zekerheidsstellingen in enkele gevallen afwijken van de bedoeling van de wetgever; • er bij de beoordeling van het plan voor financiële zekerheidsstellingmeer zichtbare aandacht moet zijn voor de beoordeling van de raming van de kosten van het ontmantelingsplan; • dwingender regels kunnen worden gesteld voor de te hanteren onzekerheidsmarges bij de ramingen, rentevoeten en verwachte rendementen. • de dossiervorming rondom de goedkeuring van de plannen verbetering behoeft. De verplichting om financiële zekerheid te stellen waarborgt in opzet dat de vervuiler betaalt voor de ontmanteling. De afwijkende afspraken die in enkele gevallen zijn gemaakt, maken in de praktijk onzekerder of dat uitpakt zoals beoogd. Bovendien zijn kosten- ramingen gebaseerd op de beste inzichten op het moment van opstellen, maar is wel sprake van een onzekerheidsmarge. Er zijn namelijk weinig ervaringscijfers omdat kern- centrales onderling niet goed vergelijkbaar zijn en er is slechts beperkt ervaring met ontmanteling. Het systeem dat vergunninghouders verplicht om de plannen iedere 5 jaar te actualiseren, zorgt er in opzet wel voor dat plannen en ramingen steeds beter en nauwkeuriger worden. Financiële risico’s voor de rijksoverheid zijn er zowel bij de (in de toekomst uit te voeren) ontmanteling van kerncentrales als bij de afvoer en opslag van afval. De zogenoemde ‘hoogambtelijke werkgroep nucleair landschap’ heeft deze risico’s in kaart gebracht en heeft vastgesteld dat het Rijk financiële risico’s loopt voor de afvoer van historisch afval in Petten en de ontmanteling van de installatie in Dodewaard. Daarnaast is er op de lange termijn onzekerheid of de opslag en de eindberging van radioactief afval door de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA) kostendekkend kan worden uitgevoerd.
5.2 Wet aansprakelijkheid kernongevallen Behalve de financiële risico’s voor het Rijk bij de ontmanteling van Nederlandse kerncentrales (zie § 5.1), hebben we ook de financiële risico’s voor het Rijk in geval van een kernongeval onderzocht. Dit beleidsterrein valt onder de minister van Financiën. De reden dat de bevin- dingen uit dit onderzoek ook in dit rapport zijn opgenomen, komt doordat we ons onderzoek over de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming samenhangend willen rapporteren. In ons onderzoek naar de Wet aansprakelijkheid kernongevallen constateren we dat voor 1 installatie, namelijk de Hogefluxreactor in Petten, het door de exploitant verzekerde bedrag voor aansprakelijkheid onvoldoende is voor de verwachte maximale schade in geval van een kernongeval. Deze onderverzekering heeft kunnen ontstaan doordat het verzekerde bedrag niet hoeft te worden geïndexeerd of periodiek te worden geherwaardeerd. Gezien de garantstelling op grond van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen (Wako) loopt het Rijk het risico dat het in geval van een kernongeval het meerdere boven het verzekerde aansprakelijkheidsbedrag moet betalen. Voor dit risico hoeft de exploitant van deze instal- latie geen vergoeding aan het Rijk te betalen. Als zich in Nederland een groot kernongeval voordoet waarbij de schade een veelvoud is van het bedrag waarvoor het Rijk op grond van de Wako garant staat, is het risico groot dat de rekening toch grotendeels bij het Rijk terecht komt als gevolg van maatschappelijke druk. Dit is vooral aan de orde bij de kerncentrale Borssele omdat bij deze installatie de schade bij een ongeval groot kan zijn in vergelijking tot de andere installaties. Daarnaast maakt de schade aan eigendommen van het Rijk geen deel uit van het bedrag dat is opgenomen onder de garantieverplichtingen.