Minister Schultz (Infrastructuur en Milieu) vraagt de rechtbank getuigen te horen over de kosten van ontmanteling van de kerncentrale Dodewaard en de aansprakelijkheid daarvoor van de eigenaren. Die eigenaren weigeren het vormen van voldoende middelen om de in 1997 stilgelegde kerncentrale in 2045 af te breken. De onenigheid over of de gereserveerde fondsen voldoen, bestaat al lang. Eerder dit jaar was er al een zaak bij de Raad van State die toen besliste dat de financiële dekking voor de ontmanteling te gering was. De eigenaren zijn bedrijven die ook andere kerncentrales in bezit hebben, waaronder kerncentrale Borssele.
De ruzie tussen het rijk en de eigenaren van de kerncentrale Dodewaard loopt hoog op. De brief die de minister van IenM, mede namens haar collega van Financiën, Dijsselbloem, naar de kamer stuurt is kort: het is de mededeling dat de eigenaren in juli is gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor de afbraak en de ontmantelingskosten. “Die hebben dat geweigerd”, laat Schultz weten. “Ook hebben wij hen verzocht mee te werken aan ons feitenonderzoek. GKN en NEA hebben hieraan meegewerkt, maar tot op heden is niet alle gevraagde informatie verstrekt.” Zodat, aldus de minister “het noodzakelijk is een volgende stap te zetten.” En dat is een verzoekschrift aan de rechtbank Gelderland om getuigen te horen.
Aan Energeia laat NEA-directeur Gerrit-Jan Geertsema weten zeer verbaasd te zijn. Volgens hem is er niks aan de hand en bovendien is alles al op opgelost.
Elke vijf jaar moeten eigenaren van een kerncentrale een financieringsplan overleggen met een financiële onderbouwing van de ontmanteling. In mei 2015 werd dat plan van de eigenaren voor de financiering van de ontmanteling (officieel: Financiële zekerheidstelling kerncentrale Dodewaard) door de verantwoordelijke ministers afgewezen. Minister Kamp (EZ) liet toen weten dat het onwaarschijnlijk is “dat GKN op eigen kracht de ontmanteling van de kerncentrale kan betalen”. De ministers gaan nu kijken “welke mogelijkheden er zijn om ervoor te zorgen dat GKN en haar achterliggende aandeelhouders de kosten voor ontmanteling gaan betalen.” De eigenaren waren het er niet mee eens, bleven ruzie maken en gingen uiteindelijk in beroep bij Raad van State tegen de afwijzing. In maart 2016 besliste de RvS dat het bezwaar tegen de afwijzing ongegrond is en dus dat de eigenaren onvoldoende dekking hebben voor de ontmanteling.
De minister vat het nog even fijntjes samen in de brief: “Toen de KCD werd gebouwd was al bekend dat deze na verloop van tijd ontmanteld moest worden. Ook was bekend dat daar hoge kosten mee gemoeid zijn en dat een kerncentrale na sluiting geen inkomsten meer oplevert. Het was dus ook voor de energiebedrijven vanaf het begin duidelijk dat er na sluiting van hun kerncentrale voldoende geld moest zijn voor de ontmanteling.”
De ‘achterliggende eigenaren’ is een interessant stelletje bedrijven. Kerncentrale Dodewaard heet officieel GKN (Gemeenschappelijke Kerncentrale Nederland) en dat is via de vennootschap NEA (Nederlands Elektriciteit Administratiekantoor) in handen van Engie, EPZ, Nuon en Uniper. Allemaal bedrijven met ook andere kerncentrales dus: Engie –via Electrabel zeven Belgische; EPZ Borssele; Nuon via moeder Vattenfall Zweedse en Duitse en tenslotte Uniper is sinds enkele maanden een nieuwe dochter van het Duitse E.on waarin alle vieze onderdelen (kolen en kern) zijn ondergebracht en waarmee Eon zelf als groen bedrijf verder kan.
Dat er problemen zijn met de hoogte van de reserveringen voor ontmanteling is al veel langer bekend. In 2010 kwam de Volkskrant naar aanleiding van een door Laka ingediende WOB al met een onthullende artikel over de ruzie tussen het ministerie en de GKN over te weinig gereserveerde fondsen. Argos maakte in 2007 al een reportage over de ruzie tussen Covra en GKN over de geschatte kosten van ontmanteling. Al in 1997, toen de kerncentrale in Dodewaard gesloten werd, berekende Laka dat het gereserveerde bedrag te weinig zou zijn voor ontmanteling.