Volgens de staatssecretaris is er ongeveer vijf jaar nodig voor een besluit tot langer open houden van kerncentrale Borssele. Haast is dus niet geboden. Ze gaat hiermee in tegen de uitspraak van PZEM dat een dergelijk besluit de komende jaren genomen zou moeten worden. Van Veldhoven laat verder weten dat de commissie die dat moet onderzoeken toch echt concludeert dat Borssele tot de 25% veiligste reactoren behoort. Er zijn twijfels of dat wel uit het Borssele Benchmark rapport blijkt.
In een zeer uitgebreide Kamerbrief over allerlei nucleaire onderwerpen (later meer) stelt Van Veldhoven, staatssecretaris voor Infrastructuur en Waterstaat, als antwoord op vragen van de VVD over de voorwaarden voor langer openhouden van kerncentrale Borssele, dat “naar verwachting ongeveer 5 jaar” nodig is voor “[H]et bewijsvoeringtraject, de beoordeling ervan en de vergunnings-, inspraak- en eventuele bezwaarprocedures”. Ze schrijft dat de vergunning van de kerncentrale geen einddatum kent, maar dat in de Kernenergiewet is “vastgelegd dat per 31 december 2033 de vergunning van de Kerncentrale Borssele vervalt voor wat betreft het vrijmaken van kernenergie.” Dus een dergelijk besluit hoeft niet eerder dan in 2028 genomen te worden. En over 10 jaar ziet het energie-landschap er echt heel anders uit.
Die vijf jaar is flink in tegenspraak met de directeur van PZEM die begin juni stelde dat een dergelijk besluit de komende jaren moet worden genomen: “uiterlijk 10 jaar voor de huidige sluitingsdatum”.
Borssele Benchmark
Van Veldhoven beantwoordt in de kamerbrief ook vragen van GroenLinks over het tweede rapport van de Borssele Benchmark Commissie (BBC). “De leden van de GroenLinks-fractie hebben de veiligheidsbenchmark van de kerncentrale Borssele gelezen en lezen dat de internationale commissie die het benchmarkrapport heeft geschreven niet komt tot de expliciete conclusie dat Borssele voldoet aan het criterium tot de 25% veiligste kerncentrales in Europa, de VS en Canada te behoren - dat wil zeggen de 60 veiligste centrales in dit gebied, beter dan 180 andere centrales.” De staatssecretaris zegt echter dat de BBC “expliciet concludeert” dat Borssele wel tot die 25% veiligste reactoren behoort; want dat zeggen ze namelijk in een box op pag.8.
Maar het gaat er natuurlijk niet om wat de commissie vind, maar of het aangetoond is. Zoals al bij het eerste Benchmark-rapport bleek in 2013, zijn er twijfels over de door de Benchmark Commissie zelf ontwikkelde ‘prestatie-indicatoren’. Ook het niet gebruiken van de indicator die de IAEA gebruikt voor ‘operational safety’ (de UCL) maar een minder strikte indicator (de FCL) die door de nucleaire industrie zélf wordt gehanteerd, verhoogd -naast geheimhouding waardoor een peer review van de onderzoeksgegevens onmogelijk is- niet het vertrouwen in de conclusies van de Benchmark Commissie.
Bij het tweede rapport van de Benchmark Commissie uit 2018, zijn al deze zaken onveranderd. Maar ook het rapport zelf overtuigt niet. Zo stelt de commissie: “For the process evaluation of operations, maintenance and safety management, a peer group of 10 plants was selected for which recent OSART reports were available.” (p. 11) Dat wil zeggen: van de 240 reactoren zijn er 10 waarvan (toevallig) recent een OSART rapport is gemaakt en daarmee gaan we vergelijken. Dat is al best vreemd, want hoe representatief zijn die voor die hele groep?
Maar dan blijkt: “The results showed that the score of KCB is the fourth best compared to the scores obtained by the peer group.” Dus je wordt 4de van 10 min of meer toevallig geselecteerde reactoren uit de totale groep van 180. Dan heb je bepaald niet aangetoond dat je tot de 25% beste behoort. Toch?
En er zijn meer passages die niet echt overtuigen: “Based on the assessment performed, the Committee concludes that safety culture at KCB is equal to or better than at the nuclear plants visited.” (p.13)
En voldoet kerncentrale Borssele met dit soort ‘conclusies' van de Benchmark Commissie aan de eis uit het in 2006 gesloten convenant om bij 25% veiligste, watergekoelde en water-gemodereerde reactoren van de Europese Unie, de Verenigde Staten en Canada te behoren? Volgens de staatssecretaris wel.