Eerder deze maand presenteerde de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) haar advies “Deelnemen zonder dogma’s”. De centrale boodschap: de overheid moet overheidsdeelnemingen niet langer als laatste redmiddel zien, maar als een volwaardig beleidsinstrument om publieke belangen te behartigen. Een verstandige oproep. Terwijl we nu zien dat staatsdeelnemingen vooral worden gebruikt om omstreden rechtse kernenergieplannetjes te door te drukken.
De Rli stelt in haar advies dat de overheid mag ingrijpen als de markt faalt. Maar in het geval van kernenergie is het niet de markt die faalt — het is de politiek die weigert te erkennen dat deze technologie structureel onrendabel is. De kosten zijn torenhoog, de bouwtijd decennia en het kernafvalprobleem onopgelost. Dat private partijen zich hier niet aan wagen, is geen falen van de markt, maar een duidelijk signaal dat deze kerncentrales economisch en maatschappelijk onhoudbaar zijn.
Toch wil het kabinet miljarden investeren in NEO - een nieuw staatsbedrijf voor kerncentrales. En alsof dat nog niet genoeg is, kijkt het rompkabinet VVD-BBB ook naar een staatsdeelneming om kerncentrale in Borssele na 2033 weer 20 jaar langer open te houden. Ondertussen is vorige maand de bouw van de Pallas-kernreactor als volledige staatsdeelneming gestart, was Urenco in Almelo al van de overheid, en gaat hun kernafval naar staatsbedrijf COVRA. Als we niet opletten is de nucleaire sector volledig in staatshanden.
Wat vaak onderbelicht blijft, is de impact van kernenergie op werkelijk bestaande duurzame energie. Uit een studie van TNO blijkt dat zonnepanelen worden uitgeschakeld terwijl kerncentrales een capaciteitsfactor van 90% hebben. Dat leidt tot minder productie van groene stroom. Duizenden huishoudens die hebben geïnvesteerd in zonnepanelen — vaak met steun van de overheid — raken gedupeerd. Dat is geen theoretisch risico, maar direct gevolg van een keuze voor kernenergie.
Zelf noemt de Rli kernenergie als hét concrete voorbeeld waarvoor haar advies relevant is. “We zien dat er op korte termijn geen kerncentrale gebouwd gaat worden door de markt, en dat er wordt gesproken over een staatsdeelneming,” aldus Rli-raadslid Jeanet van Antwerpen. Ze noemt ook andere thema’s zoals netcongestie en seizoensopslag van energie, waar een deelneming mogelijk een rol kan spelen. Het is veelzeggend dat de landelijke politiek alleen oog heeft voor kerncentrales.
Van Antwerpen pleit er in Energeia voor om deelnemingen gelijkwaardig te behandelen aan andere instrumenten zoals subsidies. Maar dat betekent niet dat een deelneming automatisch de voorkeur verdient. Juist bij kernenergie is een kritische afweging nodig: is dit werkelijk het publieke belang dat we willen dienen? Of is het een politiek prestigeproject dat duurzame alternatieven verdringt?
Rli wijst op België, waar een lijst van strategische bedrijven bestaat. In Nederland ontbreekt zo’n overzicht. Toch wordt kernenergie nu gepresenteerd als strategisch noodzakelijk. Maar waar is die analyse? Is kernenergie werkelijk vitaal voor onze autonomie? Is uranium, een proliferatiegevoelige importgrondstof, echt strategisch veiliger dan zon en wind?
Het Rli-rapport benadrukt terecht dat deelnemingen geen vrijbrief zijn om ondernemertje te spelen met publiek geld. De overheid moet transparant zijn over het doel, de looptijd en de maatschappelijke baten van elke deelneming. Juist bij kernenergie ontbreekt die transparantie. De risico’s zijn enorm, de baten onzeker, en de verplichtingen langlopend.
De oproep van de Rli om “zonder dogma’s” naar overheidsdeelnemingen te kijken is waardevol. Maar het mag geen alibi worden voor het opzetten van staatsbedrijven die hun maatschappelijke houdbaarheid allang hebben verloren. Kernenergie is geen neutrale optie in de gereedschapskist van de overheid. Het is een risicovol prestigeproject dat publieke middelen opslokt, duurzame alternatieven verdringt en toekomstige generaties opzadelt met radioactief afval.
De overheid hoort te kiezen voor publieke belangen — niet voor nucleaire symboliek.