Vandaag verscheen een rapport in opdracht van Gedeputeerde Staten van Overijssel over de mogelijkheden van kernenergie in de provincie Overijssel. Het rapport: “Verkennend onderzoek naar kleinschalige kernenergie in Overijssel; Toepassing, beleidsruimte en suggesties vervolgproces” werd geschreven door Thomas Hoppe en Frans Coenen van programma Governance and Technology for Sustainability van de Universiteit Twente. In het rapport nemen de auteurs het standpunt over van minister KGG Hermans, dat SMRs er niet eerder kunnen zijn dan 2040. Merkwaardig dus, zo merkt een Tubantia-journalist ook op, dat in de begeleidende brief van GS aan Provinciale Staten staat dat “de eerste operationele SMR in Overijssel op zijn vroegst na 2035 in gebruik zou kunnen worden genomen”.
Duidelijk is dat zelfs vóór er een beslissing wordt genomen, nog heel wat water door het Twentekanaal zal stromen.
In tegenstelling tot het net verschenen rapport over de Provincie Gelderland, wijst dit onderzoek officieel geen potentiële gebieden aan die geschikt zouden zijn als locatie voor kleine kerncentrales. Het is, zoals de titel ook al aangeeft, een verkennend onderzoek over de toepassing en beleidsruimte ten opzichte van SMRs en suggesties voor vervolgstappen. Maar onofficieel wordt er wel gepraat over locaties: “Uit de interviews blijkt dat er behoefte is om het sociale draagvlak op mogelijke locaties te peilen, bijvoorbeeld op bedrijventerreinen als Hessepoort, of Haventerrein Twenthekanaal, of per cluster: in Hengelo, Zwolle, Hessenweg, of Almelo (uit Energievisie). -> Daar kan de volgende vraag voor worden geformuleerd: Wat is het sociale draagvlak voor realisatie van een SMR op een concrete locatie in Overijssel (bijvoorbeeld Hengelo, Zwolle, Hessenweg, en/of Almelo).”
Draagvlak? Uit een onderzoek hoe gedacht wordt over verschillende vormen van energie-opwekking, konden inwoners van Overijssel vorig jaar voorkeuren opgeven. De meest gekozen volgorde was: zonnevelden op één, gevolgd door windturbines, biomassa en tot slot SMR’s. Kernenergie dus als minst favoriete methode
De auteurs concluderen: “Bij de concrete inpassing van een SMR spelen provinciale beleidsbeslissingen een rol. De provincie Overijssel heeft nog geen specifiek beleid of regelgeving met betrekking tot nucleaire energie. In de concept Energievisie zijn SMR's opgenomen als een van de mogelijke technieken om zelfvoorzienend te worden na 2050. Provincies hebben echter vooralsnog geen formele taak in het realiseren van kleinschalige kernenergie, anders dan de aspecten van kernenergie die raken aan hun wettelijke en bestaande afspraken.”
Maar wanneer dan? “Wanneer de doorlooptijd voor vergunningverlening en bouw tot ingebruikname samen genomen wordt, kan uitgegaan worden van tenminste ongeveer veertien jaar indien assemblage niet sneller gaat dan bij een conventionele generatie III-kerncentrale.”
Achterin het rapport een lijst met geïnterviewden: wat opvalt is dat van nucleaire industrie of uitgesproken nucleaire lobby-groepen (dus met economische afhankelijkheid van kernenergie: KERMIT, Urenco en de PVV-Atoomcooperatie) in totaal zes(!) personen zijn gesproken. Van ten opzichte van kerncentrales kritische organisaties precies één: Natuur en Milieu Overijssel.
Het Amerikaanse Institute for Energy Economics and Financial Analysis (IEEFA) vatte het minder dan een jaar geleden zo samen: "Finally, it is vital that this debate consider the opportunity costs associated with the SMR push. The dollars invested in SMRs will not be available for use in building out a wind, solar and battery storage resource base. These carbon-free and lower-cost technologies are available today and can push the transition from fossil fuels forward significantly in the coming10 years—years when SMRs will still be looking for licensing approval and construction funding."
Kortom: Focus energietransitie op kosten en snelheid is einde van optie kernenergie. En dat geldt ook kleine kerncentrales.
'Nucleaire luchtfietserij', noemden we de plannen van Overijssel vorig jaar al.