Milieu B24 (bladzijde 176 t/m 183)
Straling
Inleiding
a. Bedrijfsduur Kerncentrale
Borssele
b. Kerncentrale Dodewaard
c. HFR te Petten
d. URENCO
e. Stralingsprestatienorm
f. EC-Ontwerprichtlijnen
nucleaire veiligheid en radioactiefafval
g. Radioactief afval
en CORA
Inleiding
Binnen het ministerie van VROM zijn
DGM en de VI betrokken bij nucleaire installaties. DGM draagtverantwoordelijkheid
voor beleidsvorming, regelgeving en vergunningverlening en de KernfysischeDienst
(VI/KFD) voor het toezicht en adviseert tevens bij de vergunningverlening
uit hoofde van zijn expertise. De belangrijkste installaties zijn de Hoge
Flux Reactor (HFR) in Petten, de Kerncentrale Borssele, de uranium verrijkingsinstallaties
van Urenco, de Kerncentrale Dodewaard, de reactor van het Interfacultair
Reactor Instituut van de TU Delft, de Centrale Opslag van Radioactief Afval
(COVRA) en de installaties van de NRG te Petten
1. Wat is het probleem (incl. context/achtergrond)?
In 1994 is door de Tweede Kamer
het besluit genomen om de kerncentrale Borssele (KCB) eind 2003 te sluiten.
Hierover zijn vervolgens afspraken gemaakt tussen de regering en de SEP,
overkoepelendeorganisatie van elektriciteitsproducenten. De afspraak hield
in sluiting per eind 2003 in ruil voor eenfinanciële vergoeding van
de staat in verband met verlies van afschrijving op investeringen. Later
werd door de exploitant van de kerncentrale, EPZ, ontkend dat hierover
bindende afspraken gemaaktzouden zijn. EPZ wilde eind 2003 de kerncentrale
niet sluiten. Als reactie daarop heeft de Staat een civiele procedure aangespannen
tegen EPZ teneinde het nakomen van de afspraak af te dwingen
Deze procedure is door de Staat verloren.
In september 2003 besliste de rechtbank te Den Bosch dater juridisch gesproken
geen bindende afspraken waren gemaakt
Omdat in 2001 werd ingeschat dat de
procedure (te) lang zou gaan duren, is er toen een ontwerpwet gemaakt teneinde
op die wijze de sluiting van de KCB af te dwingen
De regering welke in juli 2002 aantrad
had in het Strategisch Akkoord vastgelegd dat, gegeven de Kyoto verplichtingen
het niet zinvol was om de KCB voortijdig te sluiten. Daarmee was ook een
eventuele sluitingswet Borssele van de baan
De KCB beschikt over een niet in de
tijd gelimiteerde kernenergiewetvergunning. Pogingen om de Kernenergiewetvergunning
alsnog in de tijd (tot eind 2003) te beperken, faalden bij de Raad van
Statedoor een procedurele fout. Een hernieuwde poging wordt niet zinvol
geacht omdat de KCB nu naar verwachting met succes beroep zal aantekenen
tegen zo'n wijziging
De KCB heeft zoals gebruikelijk bij
kerncentrales een technische levensduur van 40 jaar
Deze eindigt in 2013. Dat wil niet
zeggen dat daarna geen veilige voortzetting van de bedrijfsvoeringmogelijk
is, maar dat destijds bij het ontwerp en de bouw zeker is gesteld dat alle
belangrijke componenten van de centrale minstens 40 jaar mee zouden kunnen.
In gesprekken met EPZ isgebleken dat EPZ de KCB tot tenminste 2013 in bedrijf
wil houden. In 2009/2010 zou EPZ dan nader willen besluiten over eventuele
verlenging na 2013 (zie ook onder Handhaving)
Zo lang de KCB voldoet aan alle wettelijke
bepalingen, de vergunning naleeft en de veiligheid niet in het geding is,
zijn er in feite geen aangrijpingspunten om, indien gewenst, sluiting van
de KCB af tedwingen
Indien de Staat de kerncentrale toch
eerder wil sluiten, dan kan dat alleen nog bij wet. Dat komt neer op beëindiging
van het verkregen recht om elektriciteit te produceren, waarbij de Staat
naar verwachting een schadeloosstelling dient te betalen (zoiets kan, indien
dat niet geregeld wordt, door de gedupeerde bij de rechter afgedwongen
worden)
Een dergelijke schadeloosstelling
kan zeer omvangrijk zijn, afhankelijk van de winstmarge op stroom en de
hoeveelheid toekomstig te produceren stroom. Daarnaast is sprake van verlies
aan 400 directe arbeidsplaatsen en naar schatting 300 indirecte
arbeidsplaatsen
Teneinde voor toekomstige situaties
meer mogelijkheden tot sturing voorhanden te hebben is inmiddels besloten
om de Kernenergiewet zodanig aan te passen dat verlenging na afloop van
de technische levensduur niet zonder meer kan, maar dat een hernieuwde
rechtvaardiging nodig is
Begin 2003 heeft Groen Links een initiatief
wetsontwerp sluiting Borssele ingediend. Dit ontwerpverbiedt het oprichten
en in bedrijf hebben van alle inrichtingen die iets met kernenergie voo
relektriciteitsproductie te maken hebben (dat zou dus betekenen dat ook
de uraniumverrijkingsfabrieken van Urenco door die wet getroffen zouden
worden). In dit ontwerp is eenartikel opgenomen dat er in voorziet dat
een "billijke" schadevergoeding toegekend kan worden aanbedrijven die gesloten
moeten worden
Naast de sluitingskwestie zelf, zijn er in het verlengde van de voortgezette bedrijfsvoering na 2003 ook nog bijkomende onderwerpen die de aandacht vragen. Dat betreft met name de vragen of ook na 2003 de opwerking van de gebruikte splijtstof moet worden voortgezet, hoe de uiteindelijke ontmanteling zal worden gepland (direct of na een wachttijd) en door wie en hoe de benodigde financiering daarvoor zeker kan worden gesteld. Ook hier is momenteel onvoldoende wettelijk instrumentarium voor aanwezig om de problemen sluitend op te lossen. Daarom wordt een wijziging van de Kew voorbereid
2. Wat is het krachtenveld (risico's)?
De opwerking van gebruikte splijtstof
is maatschappelijk omstreden. Onder aanvoering vanmilieuorganisaties en
ook ondersteund door (niet-nucleaire) Noordzeelanden wordt al sinds jarengetracht
om de opwerkingsfabrieken in Cap la Hague (Fr) en Sellafield (VK) te sluiten
vanwege vermeende onaanvaardbare lozingen. Ook zou naleving van het Ospar-verdrag
volgens Greenpeace inhouden dat er geen nieuwe opwerkingscontracten zouden
mogen worden afgesloten
Kamervragen van de SP in januari 2003
illustreerden dit. In het antwoord is echter door de Staatssecretaris van
VROM aangegeven dat de Staat van mening is dat voortgezette opwerking nie
tverboden is en niet strijdig is met OSPAR. EPZ heeft overigens zelf nog
niet bepaald of zij voortzetting van opwerking wil
Afhankelijk van hun standpunt zal
VROM reageren, maar het ziet er naar uit dat de overheid onvoldoende bevoegdheden
heeft om opwerking te verbieden
Met betrekking tot de ontmanteling
zal eerst overleg met EPZ gevoerd moeten worden. Dan kan ookbezien worden
in hoeverre specifieke regelgeving noodzakelijk is. Probleempunten kunnen
m.n. zijnde hoogte van de financiële voorziening die EPZ moet treffen
en het beheer er van. Er zijn thans geen indicaties dat er bijzondere of
sterk conflicterende politieke belangstelling voor dit onderwerp is
3. Wat is de aanpak tot nu toe?T
Tot nu toe is verkennend gesproken
met EPZ over de verlengde bedrijfsvoering en de mogelijke problemen daarbij.
Er zijn nog geen besluiten genomen
Met betrekking tot opwerking en ontmanteling
is uit een eerste analyse gebleken dat de positie van de overheid daarbij
nu niet sterk is en beïnvloeding of directe sturing eigenlijk alleen
mogelijk is na wetswijzigingen
4. Wat is een mogelijk verdere aanpak?
Het nieuwe kabinet kan een initiatief
sluitingswet Borssele ondersteunen of afwijzen
Nadelen van zo'n wet zijn de hoge
kosten die uitvoering daarvan waarschijnlijk met zich mee zullen brengen
en de (gemiste) bijdrage van de KCB aan de Kyoto-verplichtingen ter reductie
van CO2-uitstoot (d.i. 7% van
de binnenlandse jaarlijkse doelstelling van 20 miljoen ton)
5. Handhaving
Op dit ogenblik loopt, ten gevolge
van een vergunningseis, de tweede 10-jaarlijkse her-evaluatie vande veiligheid
van de kernenergiecentrale Borssele. De KFD beoordeelt de analyses die
in dat kader worden uitgevoerd
In februari 2003 heeft het Internationaal
Atoomenergie Agentschap (IAEA) op verzoek van de KFD een onderzoek ingesteld
naar de wijze waarop in Borssele met het aspect veroudering van de centrale
omgaat. De conclusie van het expertteam was dat de staat van de centrale
voor wat betreftveroudering er zeer goed uitzag. Dit gegeven en de kwaliteit
van het reactorvat (de enige nietvervangbare component) bepalen in feite
de restlevensduur van de centrale
Naar verwachting zal de vergunninghouder
EPZ eind 2003 een vergunningsaanvraag indienen om de centrale te mogen
bedrijven met hoger verrijkte splijtstof. Er zal door KFD speciaal gelet
worden op de veiligheidsproblematiek die betrekking heeft op het langer
gebruiken van de brandstof
1. Wat is het probleem (incl. context/achtergrond)?
De kerncentrale Dodewaard is in 1997
op eigen initiatief door de sector gesloten. Thans is men bezig met de
afvoer van splijtstof en de veilige insluiting van de reactor zodat over
40 jaar het gehele complex kan worden afgebroken en afgevoerd waarna teruggekeerd
kan worden naar "de groeneweide"
Mede door de privatisering van de
elektriciteitssector bestaat er bij de huidige beheerder van reactor (GKN)
de behoefte om het ingesloten complex af te stoten
De meest reële optie hiervoor
is overdracht aan de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval(COVRA).
Alle aandelen van de COVRA zijn sinds april 2002 in handen van de Staat
(Financiën) zodat bij zo'n constructie ook de ingesloten reactor van
Dodewaard in handen van de overheid zoukomen
2. Wat is het krachtenveld (risico's)?
Er bestaat onduidelijkheid over de
eventuele financiële gevolgen van de opslag van plutonium in Sellafield
dan wel de terugkomst van dat plutonium naar Nederland. Het plutonium ontstaat
bij de opwerking van de splijtstof afkomstig uit Dodewaard. In het verleden
zijn hierover contracten afgesloten omdat ervan werd uitgegaan dat er een
markt voor plutonium zou zijn
Dat is thans maar beperkt het geval;
een deel van het plutonium wordt weliswaar weer opnieuw als brandstof in
kerncentrales toegepast (zgn MOX = mixed oxide, een mengsel van uranium-
enplutonium-oxide), maar het merendeel blijft ongebruikt
Een risico blijft dat plutonium gebruikt
kan worden in kernwapens. De vraag is dan ook wat er met he tplutonium
moet gebeuren en wat dat kost
3. Wat is de aanpak tot nu toe?
Richting de TK en GKN is tot dusver
aangegeven dat er in principe bereidheid bestaat tot overname mits er voldoende
middelen beschikbaar gesteld wordt. Hierdoor kan namelijk zeker worden
gesteld dat de ingesloten reactor de komende 40 jaar op deskundige wijze
wordt beheerd en dat er over 40 jaar voldoende financiële middelen
beschikbaar zijn voor de definitieve ontmanteling en verwijdering van de
kernreactor
4. Wat is er gepland voor de korte
en lange termijn?
Op kortere termijn zal getracht worden
om overeenstemming te verkrijgen over de hiervoor genoemde financiële
onduidelijkheden en hoe de hiermee gepaard gaande risico's voor COVRA kunnen
wordenafgedekt door GKN. Mede afhankelijk van het resultaat zal een besluit
moeten worden genomen over de overname door COVRA
5. Wat is een mogelijk verdere aanpak?
1. Doorgaan op de ingeslagen weg
2. Alsnog afzien van de principiële
bereidheid om medewerking te verlenen tot overname
1. Wat is het probleem (incl. context/achtergrond)?
De HFR is een onderzoeksreactor. De
EU is eigenaar van de HFR en wordt in Petten vertegenwoordigd door het
GCO (Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek). De reactor wordt in het
dagelijks werk gerund door NRG (Nuclear Research and consultancy Group;
dat is een jointventure van ECN en KEMA)
De vergunning is toe aan herziening.
GCO wil de vergunning voor de dagelijkse bedrijfsvoering overdragen aan
NRG, maar zelf wel eigenaar blijven en verantwoordelijk blijven voor de
uiteindelijke ontmanteling. Thans wordt door VROM nog bezien in hoeverre
en onder welke condities dit mogelijkzou zijn
2. Wat is het krachtenveld (risico's)?
De HFR is eigendom van de EU. De minister
van VROM is samen met de ministers van EZ en vanSZW het bevoegd gezag maar
heeft geen jurisdictie binnen het terrein van de HFR omdat het een EU eigendom
betreft dat krachtens EU-recht onschendbaarheid bezit
3. Wat is de aanpak tot nu toe?
Met de eigenaar van de HFR is afgesproken
dat een aanvraag voor een nieuwe vergunning op grond van de Kernenergiewet
in 2003 wordt ingediend. Onderdeel van deze vergunning is een MER en een
veiligheidsstudie. Door de vele extra werkzaamheden naar aanleiding van
alle onder 1. beschreven gebeurtenissen is de voortgang daarvan vertraagd.
Naar verwachting zal de aanvraag nu rond 1 november worden ingediend. Daarnaast
zal bezien worden in hoeverre overdracht van de vergunning aan NRG wenselijk
is
4. Alternatieven voor productie
radio-isotopen
Samen met EZ, VWS en de Nederlandse
Vereniging van nucleaire geneeskunde is nagegaan of e ralternatieven zijn
voor de productie van radio-isotopen. Een rapport daarover is in februari
2003 naar de TK gestuurd. Conclusies duiden erop dat er eigenlijk geen
alternatieve methoden zijn en dat langdurige -ongeplande- uitval van de
HFR problemen zal geven in de productie van radio-isotopen
De meest effectieve manier om de levering
van isotopen zeker te stellen is om te voorkomen dat de HFR om veiligheidstechnische
reden een ongeplande stop heeft. Daarom nucleaire toezicht van KFD op huidige
intensieve niveau handhaven. Om te voorkomen dat Europa bij sluiten van
de HFR afhankelijk wordt van Zuid-Afrika of Canada pleit Nederland voor
de bouw van een vervangende reactor binnen Europa bij voorkeur op een locatie
waar ook de overige productiefaciliteiten aanwezig zijn
5. Wat is een mogelijk verdere aanpak?
a. Nederlands bedrijf wordt eigenaar
van de reactor
b. Nederlands bedrijf wordt operationeel
vergunninghouder van de reactor
c. Vergunning blijft bij GCO. De
eerste mogelijkheid is niet erg waarschijnlijk In beide laatste gevallen
gaat het er om hoe geregeld kan worden dat Nederland voldoende jurisdictie
verkrijgt. Hiervoor moet Nederland in overleg treden met de EU. Het verdrag
met de EU moet aangepast worden of het moet in de nieuwe vergunning of
bij de vergunningsoverdracht geregeld kunnen worden. Als alternatief blijft
natuurlijk ook mogelijk om de bestaande situatie van beperkte jurisdictie
onveranderd te laten indien kan worden vastgesteld dat ditin de praktijk
niet tot wezenlijke problemen hoeft te leiden of dat hierover op eenvoudige
wijze eenpraktische regeling met de EU getroffen kan worden
6. Handhaving
In 2002 genereerde de Hoge Flux Reactor
(HFR) mede door de rol van 'klokkenluiders' veel aandacht bij de politiek
en in de media. Aandachtspunten waren: de tanende veiligheidscultuur, de
vermeende scheur (scheurindicatie) het reactorvat, mogelijk ontploffingsgevaar,
mogelijk smelten van de reactorkern en mogelijk betonrot. Deze kwesties
waren medebepalend voor de activiteiten van de KFD. In dit kader is onafhankelijk
onderzoek naar de veiligheidscultuur uitgevoerd door de International Atomic
Energy Agency (IAEA). De KFD heeft de bevindingen van de IAEA vertaald
in een pakket van eisen met daaraan verbonden een aanpak die moet waarborgen
dat knelpunten in de veiligheidscultuur structureel tot het verleden behoren.
Tevens heeft de KFD in het afgelopen half jaar de inspecties bij de HFR
aanzienlijk geïntensiveerd
In de komende jaren zal de KFD toezien
op de effectuering van het actieplan voor de verbetering van de veiligheidscultuur.
De Tweede Kamer zal elk jaar worden geïnformeerd totdat alle afgesprokenacties
zijn gerealiseerd
7. Planning
Op 12 juni heeft de Tweede Kamer een
AO gepland waar de verschillende onderwerpen over de HFR zijn geagendeerd
1. Wat is het probleem?
Urenco Nederland heeft het voornemen
om de uranium-verrijkingscapaciteit in Almelo te verhogen tot 3500 ton
SW per jaar. In 2001 is daartoe reeds een startnotitie voor het daarbij
behorende MER ingediend. De voorbereiding van de vergunningsaanvraag en
dat MER heeft echter vertraging opgelopen. Deze zullen nu naar verwachting
in mei 2003 (bij VROM) worden ingediend
In januari 2003 is openbaar bekend
gemaakt dat Urenco Deutschland in het nabij gelegen Gronau in Duitsland
vergunning heeft aangevraagd voor een uitbreiding van haar verrijkingscapaciteit
van 1800 naar 4500 ton SW per jaar. Voor deze activiteit is een milieu-effectrapport
gemaakt. Gronau ligt enkele kilometers van de Duits-Nederlandse grens bij
Enschede. Op grond van een EU richtlijn is Nederland over dit voornemen
geïnformeerd en wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om deel
te nemen in de openbare inspraakprocedures
2. Wat is het krachtenveld (risico's)?
Met name in Duitsland is er vanuit
de milieubeweging altijd veel weerstand geweest tegen zowel de Duitse als
Nederlandse Urenco-activiteiten. Ook bij de inspraakprocedure die later
dit jaar zal komeni.v.m. de uitbreiding te Almelo mag een kritische opstelling
van de milieubeweging en wellicht ook van lokale politici worden verwacht
3. Wat is de aanpak tot nu toe?
Bij URENCO is de beveiliging van de
kennis, kunde en strategische componenten (centrifugeonderdelen) alsmede
van het verrijkte uranium tegen diefstal een punt van aandacht. He tInternationaal
Atoomenergie Agentschap (IAEA) en de EU (Euratom) komen tien maal per jaar
langs voor inspectie
De KFD/NBS houden toezicht op de non-proliferatieaspecten,
waarbij ook EZ, BUZA en BZK betrokken zijn. Voor het 'additioneel protocol'
worden afspraken gemaakt met de EU en de IAEA ove rIAEA-inspecties die
na twee uur vanaf het formele verzoek dor de KFD gedaan worden
4. Wat is de planning op de korte
en langere termijn?
De reguliere inspecties die de KFD
uitvoert en de te verwachte beoordeling van de analyses die behoren bij
de vergunningsaanvraag voor een verdere uitbreiding van URENCO zullen naar
verwachting niet tot verrassingen leiden
5 . Handhaving
De reguliere inspecties die de KFD
uitvoert en de te verwachte beoordeling van de analyses die behoren bij
de vergunningsaanvraag voor een verdere uitbreiding van URENCO zullen naar
verwachting niet tot verrassingen leiden. Bij URENCO is de beveiliging
van de kennis, kunde en strategische componenten (centrifuge onderdelen)
alsmede van het verrijkte uranium tegen diefstal een punt van aandacht.
Het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) en de EU (Euratom) komen
tien maal per jaar langs voor inspectie
De KFD/NBS houden toezicht op de non-proliferatieaspecten,
waarbij ook EZ, BUZA en BZK betrokken zijn. Voor het 'additioneel protocol'
worden afspraken gemaakt met de EU en de IAEA over IAEA-inspecties die
na twee uur vanaf het formele verzoek dor de KFD gedaan worden
1. Wat is het probleem (incl. context/achtergrond)?
Van de ioniserende straling die een
mens gemiddeld in Nederland ontvangt, wordt ongeveer de helft in de woning
opgelopen. De overeenkomstige dosis (1 millisievert) is gunstig ten opzichte
van de ons omringende landen. In de laatste twee decennia is er echter
met name in de nieuwbouwwoningen sprake van een aanzienlijke toename van
deze dosis doordat de radonconcentratie in de woning met 50 % is toegenomen.
Radon is een radioactief gas dat met name ontwijkt uit bouwmaterialen.
Volgens adviezen uit 1993 en 2000 van de Gezondheidsraad en onderzoeksresultaten
van het RIVM, zou er sprake zijn van jaarlijks circa 800 extra longkankergevallen
ten gevolge van radon in de woning
Op basis van het voorgaande is in
1997 als beleidsdoelstelling geformuleerd: het behoud van de relatief gunstige
situatie in Nederland, rekening houdend met kosten en ander beleid. Deze
doelstelling is sindsdien bij herhaling verder uitgedragen in het kader
van ondermeer het programma Duurzaam Bouwen en het NMP4
2. Wat is het krachtenveld (risico's)?
Belangrijke risicofactor voor het
welslagen van de implementatie van het gewijzigde bouwbesluit is hetbeperkte
draagvlak bij doelgroepen zoals leveranciers van bouwmaterialen, woningbouwcorporatiesen
gemeenten
3. Wat is de aanpak tot nu toe?
Bij het effectueren van de beleidsdoelstelling
wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande woningenen nieuw te bouwen woningen
a. Voor nieuw te bouwen woningen
worden
in het Bouwbesluit grenswaarden opgenomen voor de stralingsprestatie van
de woning. Hiermee wordt beoogd dat reeds in de ontwerpfase van de woning
aandacht aan het aspect straling wordt besteed. Dit zal er toe moeten leiden
dat voor de meest "gevoelige" ontwerpen (30 % van het totaal) een bewuste
keuze voor bouwmaterialen wordt gemaakt en/of een betere ventilatie van
de woning wordt gewaarborgd. Dit zal uit de aanvraag van de bouwvergunning
moeten blijken en hierop zal de gemeente moeten toezien
b. De bewoners van bestaande woningen
zullen
door een voorlichtingscampagne er van bewust gemaakt worden dat het voor
een gezond binnenhuisklimaat van groot belang is dat zij de woning voldoende
ventileren. Straling in de woning is hierbij één van de bepalende
gezondheidsaspecten
4. Wat is er gepland voor de korte
en langere termijn?
Een belangrijk deel van de inzet voor
2002 was gericht op het zo veel mogelijk vergroten van het draagvlak door
overleg, voorlichting en instructie. In verband met de implementatie van
de SPN waren10 instructiebijeenkomsten door het Nederlands Normalisatie
Instituut voorbereid. Doordat de SPN in juni 2002 controversieel is aangemerkt
zijn deze activiteiten voorlopig in de wacht gezet
Bij een recent overleg (december 2002)
met de staatssecretaris van VROM, heeft VNO/NCW zijn bezwaren tegen de
SPN toegelicht en aangegeven mogelijkheden te zien om de een mogelijke
toename van de straling van bouwmaterialen te beperken. De staatssecretaris
heeft aangegeven de risico's van straling in de woning te willen te betrekken
bij zijn voorgenomen nuchtere discussie metde Tweede Kamer over milieurisico's
1. Wat is het probleem (incl. context/achtergrond)?
Eind 2002 heeft de EC voorstellen
bekend gemaakt voor richtlijnen die moeten leiden tot een uniforme fundamentele
verplichtingen en algemene beginselen van de veiligheid van nucleaire installaties
(zowel het bedrijf als de ontmanteling daarvan) en het beheer van radioactief
afval. Op grond vandeze voorstellen dient uiterlijk 1 mei 2004 een communautair
systeem van verplicht eveiligheidsnormen in werking moeten treden, tezamen
met een Europees systeem van toezicht op nakoming van de veiligheidsnormen.
Lidstaten worden verplicht tot het opzetten van een onafhankelijke organisatie
voor nucleaire veiligheid. De EU monitort het werk van deze organisaties
door het opzetten van een systeem van peer-reviews waarbij teams van inspecteurs
elkaars organisaties inspecteren en daarover rapporteren aan de Commissie.
Daarnaast dienen lidstaten fondsen van voldoende omvang op te bouwen voor
de ontmanteling van kerncentrales waarbij de beheerssystemen voor deze
fondsen aan communautaire normen moeten voldoen. De ontwerprichtlijnm.b.t.
radioactief afval is gericht op het reguleren van het beheer van radioactief
afval en verplicht tot het realiseren van ondergrondse eindberging van
hoog-radioactief en langlevend nucleair afval. Voor 2008 dienen de lidstaten
daarover een besluit te hebben genomen. De faciliteiten voor de ondergrondse
eindberging dienen uiterlijk in 2018 te zijn gerealiseerd. De richtlijn
biedt lidstaten onderstrikte voorwaarden de mogelijkheid om radioactief
afval te exporteren naar andere lidstaten of naarderde landen. Tevens neemt
de Commissie het initiatief om door onderzoek en stimulering van technologische
ontwikkeling het beheer van radioactief afval te faciliteren
De eerste reacties van de lidstaten
zijn divers. De snelheid waarmee de EC de voorstellen wila fhandelen (uiterlijk
1 mei 2004 implementeren) wordt in het algemeen als onhaalbaar gezien.
De haalbaarheid van de tijdstippen als genoemd in de richtlijn betreffende
radioactief afval is nog problematischer, en dat niet alleen voor NL. Bovendien
strookt de richtlijn niet met het NL radioactieve afval beleid dat uitgaat
van een tijdelijke bovengrondse berging (van ca. 100 jaar) alvorens een
definitieve ondergrondse berging gereed zou moeten zijn
De behoefte aan nadere informatie
die algemeen onder de lidstaten wordt gevoeld, betreft met name de uiteindelijke
normstelling die de EC wil gaan hanteren. De voorstellen zijn tot nu toe
voornamelijk kadergevende richtlijnen die dan nog invulling behoeven. De
bezwaren die daarbij naar voren gebracht zijn concentreren zich dan ook
hierop
2. Wat is het krachtenveld (risico's)?
Het is een onderwerp dat publicitair
veel belangstelling trekt, maar nooit geregeld is binnen de EU
Een harmonisatie van de nucleaire
veiligheidsregels zou positief kunnen werken door meer transparantie en
het vertrouwen dat daaruit kan groeien in de veiligheid van nucleaire installaties
Zowel veel lidstaten, als nucleaire
bedrijven, als de milieubeweging verzetten zich tegen de voorstellen, met
als argumenten: onduidelijke normstelling, te snel. Voor de milieubeweging
speelt vooral de overweging dat de voorstellen een revival van kernenergie
mogelijk maakt
3. Wat is de aanpak tot nu toe?
De voorstellen zijn onderwerp van
bespreking in de Raadswerkgroep Atoomzaken. De EC heeft tot nu toe geen
reactie gegeven op de vele vragen die daar door de lidstaten zijn gesteld.
Begin april is doorde staatssecretaris van VROM de TK over dit onderwerp
geïnformeerd
4. Wat is de planning op de korte
en langere termijn?
De vaste commissie voor VROM heeft
dit onderwerp (mede naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris
van VROM) geagendeerd voor een AO op 12 juni a.s. Daarnaast zal in Brussel
in de Raadswerkgroep Atoomzaken de ontwikkeling gevolgd worden
1. Wat is het probleem (incl. context/achtergrond)?
In het in februari 2001 verschenen
eindrapport van de Commissie Onderzoek Radioactief Afval( CORA) zijn enkele
terugneembare bergingsopties voor radioactief afval onderzocht (langdurigebovengrondse
opslag alsmede berging in de diepe ondergrond in een steenzoutformatie
of in diepgelegen kleilagen). Aanleiding voor het CORA onderzoek was het
kabinetsstandpunt over de berging van hoog toxisch afval uit 1993 waarin
werd uitgesproken dat het gebruik van de diepe ondergrond voor berging
dergelijk afval alleen dan is toegestaan, indien de terugneembaarheid ervan
voor een lange periode is gegarandeerd. De voornaamste conclusie van het
CORA onderzoek is dat alle drie onderzochte opties technisch uitvoerbaar
zijn
Bij brief van 11 november 2002 is het
beleidsstandpunt over het CORA eindrapport aan de Tweede Kamer aangeboden.
Hierin wordt voorgesteld om het onderzoek naar een terugneembare eindberging
voor radioactief afval in de diepe ondergrond voort te zetten. De volgende
fase van onderzoek zou onder meer dienen te bestaan uit verificatie van
de in de modelberekeningen gebruikte parameters aan de hand van in situ
onderzoek
aan de betreffende gesteenten. Daartoe zijn praktijktesten in een ondergronds
laboratorium onontbeerlijk, bijvoorbeeld in de ons omringende landen (België,
Duitsland en Frankrijk). Het is mogelijk om aldaar proefopstellingen te
plaatsen en degewenste praktijk testen daar uit te voeren. Het zoeken van
aansluiting bij internationale kaders, met name het 6e
Kaderprogramma van de Europese Unie dat radioactief
afval als prioritair onderwerp heeft aangemerkt, is een van de kernpunten
uit het beleidsstandpunt
Door diverse fracties is aangegeven
dat zij over dit onderwerp een Algemeen Overleg met de bewindspersoon wensen
2. Wat is het krachtenveld (risico's)?
Berging van radioactief afval in de
diepe ondergrond is een gevoelig onderwerp in Nederland. Dit blijk tuit
de recente stellingname hiertegen van een achttal provincies, die daarmede
hun bezorgdheid uitspreken tegen het Europese initiatief
3. Wat is de aanpak tot nu toe?
De beleidsvisie van Nederland ten
aanzien van radioactief afval is dat voor landen met een klein kernenergieprogramma,
zoals Nederland, op dit moment de bestaande hoeveelheid radioactief afval
te gering om de constructie van een ondergrondse berging te rechtvaardigen.
Nederland heeft gekozen voor bovengrondse opslag voor tenminste 100 jaar
Feit is dat in deze periode het volume
radioactief afval tot een economisch meer rendabele hoeveelheid kan aangroeien,
omdat ook na een eventuele beëindiging van het kernenergieprogramma
het aanbod uit andere toepassingen blijft bestaan. Na die periode zal de
warmteontwikkeling van het hoogradioactief afval aanzienlijk zijn verminderd,
hetgeen een minder grote belasting voor het gastgesteente van de eindberging
met zich meebrengt. Tevens kunnen de voor de eindberging gereserveerde
fondsen aangroeien tot het voor de constructie van deze berging benodigde
kapitaal
Het Nederlandse beleid is erop gericht
om in de toekomst de hoeveelheid radioactief afval verder te reduceren,
dan wel de gevaarsaspecten ervan te verminderen door ontwikkeling en toepassing
van nieuwe technologieën. Aan een op termijn te realiseren ondergrondse
berging is dan ook de eis gesteld dat deze terugname van het afval mogelijk
dient te maken. Verder onderzoek wordt thans voorbereid om zeker te stellen
dat de terugneembaarheidseis geen afbreuk doet aan de veiligheid van de
berging
4. Wat is een mogelijk verdere aanpak?
Trachten met andere landen tot een
gemeenschappelijke oplossing voor het radioactief afvalprobleem te komen,
waarbij er geen sprake mag zijn van overbrenging naar landen met een bedenkelijk
voorzieningenniveau
5. Planning
Het beleidsstandpunt is geagendeerd
voor een AO op 12 juni a.s