Publication Laka-library:
Tussenrapport Bijlage 5, Deel 4: Scenario van het Centrum voor Energiebesparing
Author | Stuurgroep BMD, Centrum voor Energiebesparing |
Date | January 1983 |
Classification | 1.01.1.10/31 (PUBLIC OPINION - BROAD SOCIETAL DISCUSSION) |
Remarks | Bijlage 5, deel 4 bij Het Tussenrapport |
Front | ![]() |
From the publication:
SAMENVATTING, CONCLUSIES EN BELEIDSAANBEVELINGEN In dit rapport wordt een toekomstbeeld geschetst dat het resultaat kan zijn van beleidskeuzen die de risico's op het gebied van de energievoorziening en de aantasting van natuur en milieu zoveel mogelijk trachten te beperken. Dit toekomstbeeld, het zogenaamde CE-scenario, wordt gespiegeld aan een ontwikkeling die zich zonder beleidswijziging zou kunnen voordoen. De beschrijving van deze ontwikkeling, het zogenaamde EZ-referentiescenario, is door het Ministerie van Economische Zaken opgesteld (1). 1. Belangrijkste verschillen tussen het CE- en het EZ-referentiescenario De belangrijkste verschillen tussen het CE-scenario en het EZ-referentiescenario kunnen als volgt worden samengevat: a. Energiehuishouding (hfdst. 3-6) 1. Het totale binnenlandse brandstofgebruik in het CE-scenario is ca. 30% lager dan in het EZ-referentiescenario. Voor ruim éénderde deel is dat toe te schrijven aan extra vergroting van de doelmatigheid van het energiegebruik en inzet van duurzame energiebronnen. Voor het overige aan de lagere groei van de energie- intensieve bedrijfstakken. Ten opzichte van 1980 is sprake van een daling van het brandstofgebruik met ca. 25%, waartegenover een stijging met ca. 10% in het EZ-referentiescenario staat. 2. De Inzet van kolen in het CE-scenario bedraagt maximaal ca. 17 miljoen ton. Zonder toepassing van kolenvergassing bedraagt die inzet niet meer dan 10 miljoen ton. Na aftrek van kolengebruik ten behoeve van de staalproduktie (hoogovens) resteert ruim 5 miljoen ton voor kolengebruik ten behoeve van elektriciteitsopwekking en ondervuring in de industrie. In het EZ-referentiescenario is deze laatste post ca. drie keer zo groot en, wanneer wordt afgezien van de toepassing van kernenergie zelfs bijna vijfmaal zo groot. In het CE-scenario wordt geen kernenergie toegepast. 3. Het CE-scenario streeft naar een zo doelmatig mogelijk gebruik van schone maar dure brandstoffen voor de elektriciteitsvoorziening (olie en gas). Dit wordt gerealiseerd door de restwarmte welke bij de elektriciteitsproduktie onvermijdelijk vrijkomt, optimaal te benutten. Deze zogenaamde warmtekracht-koppeling levert ca. 50% van de elektriciteitsproduktie, windturbines ca. 8%. Kernenergie is bij de voorgestelde opzet van de elektriciteitsproduktie niet alleen waarschijnlijk duurder maar ook moeilijk inpasbaar. Ook worden vóór 2000 géén nieuwe kolencentrales gebouwd. 4. Duurzame energiebronnen zoals wind biomassa, waterkracht en zon, dragen tegen het jaar 2000 ca. 6% in de energievoorziening bij. Dit aandeel is bijna tweemaal zo groot als in het EZ-referentiescenario. b. Verkeer(zie hfdst. 7) 5. De vervoersbehoefte stijgt in het CE-scenario nauwelijks, terwijl de bijdrage van het openbaar vervoer daarin zal toenemen. Het planologisch beleid en het bouwbeleid zijn gericht op het herstel van de woonfunctie van binnensteden. Het aantal gereden autokilometers zal ruim 10% (dan in 1980) lager zijn tegenover een toename van gelijke orde bij ongewijzigd beleid.
This publication is only available at Laka on paper, not as pdf.
You can borrow the publication or request a copy. When we're available, this is possible for a small fee.