Laka Foundation

Publication Laka-library:
Veiligheidsrapport kerncentrale Dodewaard

AuthorGKN
Date1994
Classification 1.01.8.10/40 (DODEWAARD - GENERAL)
Front

From the publication:

1.1 Introductie

Op 5 juli 1968 kreeg de N.V. Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland 
(GKN) een vergunning voor het bedrijven van de Kernenergiecentrale Dodewaard 
(KCD) [Ref. 1-1], volgens de toen geldende Hinderwet Toen de Kernenergiewet 
(KEW) [Ref. 1-2] op 1 januari 1970 van kracht werd, is de bedrijfsvergunning 
volgens artikel 85 lid 2 van die wet beschouwd als zijnde verleend onder die nieuwe
wet. Nadien zijn vele wijzigingsvergunningen verleend, hetgeen uiteindelijk 
resulteerde in een uitgebreid en weinig overzichtelijk vergunningenbestand.
Op verzoek van het bevoegd gezag [Ref. 1-3] heeft GKN een nieuwe 
vergunningsaanvraag ingediend in november 1987 [Ref. 1-4], met het primaire doel 
de bestaande vergunning met alle wijzigingsvergunningen samen te vatten in één, 
de gehele installatie omvattende, vergunning. Deze vergunning werd verleend op 
8 januari 1988 [Ref. 1-5- 1-7]. Nadien zijn op 12 augustus [Ref. 1-8] en 31 augustus 
1988 [Ref. 1-9], en op 13-14 februari [Ref. 1-10- 1-12] en 2 april1992 [Ref. 1-13, 
1-14] nadere voorschriften gegeven, gericht op het verhogen van de veiligheid van 
de centrale, op de arbeidsbescherming en op enkele, niet op ioniserende straling 
betrekking hebbende, zogenoemde hinderwetaspecten.
Op 29 mei 1992 heeft de Raad van State de nieuw verleende vergunning vernietigd 
[Ref. 1-15]. Deze uitspraak was hoofdzakelijk gebaseerd op het feit dat een 
volledige vergunningsprocedure had moeten worden gevolgd en dat het 
veiligheidsrapport van 1987 [Ref. 1-16] niet in overeenstemming zou zijn met de 
toen geldende normen. Deze uitspraak van de Raad van State betekende onder meer 
dat het oude, complexe bestand van vergunningen weer van kracht werd en dat een 
groot aantal modificaties, die waren bedoeld om de veiligheid te vergroten maar die 
niet of onvoldoende in het veiligheidsrapport waren beschreven, niet langer was 
gedekt door een vergunning. Een terugkeer naar de oude configuratie was echter 
technisch onmogelijk en zou bovendien de veiligheid van de installatie verslechteren. 
De uitspraak had bovendien tot gevolg dat meer gedetailleerde analyses nodig 
werden om te voldoen aan de huidige eisen.
In de Tweede Kamer verklaarde de Minister van Economische Zaken naar aanleiding 
van de uitspraak door de Raad van State dat de regering bereid was onder bepaalde 
voorwaarden een zogenoemde gedoogbeschikking (gewoonlijk 'gedoogvergunning
genoemd) te verlenen voor het bedrijven van de centrale. GKN heeft een verzoek 
daartoe ingediend op 21 september 1992 [Ref. 1-17]. De gedoogbeschikking
werd vervolgens verleend op 10 maart 1993 [Ref. 1-18], waarmee GKN de installatie 
mocht bedrijven overeenkomstig het bepaalde in de vernietigde beschikking van 8 
januari 1988 [Ref. 1-5 -1-7] en de daarna afgegeven beschikkingen [Ref. 1-8 - 1-14], 
onder voorwaarde dat GKN een programma zou starten dat zou leiden tot een 
ontvankelijke vergunningsaanvraag. GKN werd hierbij verplicht haar activiteiten 
zodanig te plannen dat deze aanvraag uiterlijk op 1 juli 1994 zou zijn ingediend. 
Tevens diende uitvoering te worden gegeven aan het vergunningsvoorschrift met 
betrekking tot de 10-jaarlijkse herevaluatie.

This publication is only available at Laka on paper, not as pdf.
You can borrow the publication or request a copy. When we're available, this is possible for a small fee.