In het Borssele convenant uit 2006 is afgesproken dat de kerncentrale Borssele in bedrijf kan blijven tot 2034 indien de centrale blijft behoren tot “de 25% veiligste watergekoelde en watergemodereerde vermogensreactoren in de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika en Canada” en dat de aandeelhouders van vergunninghouder EPZ “extra inspanningen zullen plegen om additionele CO₂-besparingen te realiseren”. Die aandeelhouders zijn op dit moment PZEM (70%) en RWE (30%).
Uit het eindrapport van de Commissie Additioneel innovatieve Projecten (AIP) uit september 2017, maar vandaag naar de Kamer gestuurd door minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat, wordt duidelijk dat alles veel langer duurde dan afgesproken was in het convenant; daarom waren al eerder de termijnen verlengd van 2014 naar 2017.
Maar belangrijker is de constatering dat “PZEM niet aan haar verplichtingen heeft voldaan”. Niet bij het bedrag dat extra geïnvesteerd moet worden in “additionele innovatieve projecten, die bijdragen aan een duurzame energiehuishouding in Nederland” en ook niet in ”additionele besparing van CO₂” door die additionele projecten.
Het rapport en de brief van de minister naar de Kamer maakt duidelijk dat PZEM maar €81,4 miljoen in plaats van de overeengekomen €140 miljoen investeerde. Dankzij de Duitse aandeelhouder RWE is het totaal toch nog meer dan de vereiste €200 miljoen. Nog meer in gebreke blijft PZEM bij de andere voorwaarde. Bij de besparing van CO₂ levert PZEM zo’n slechte prestatie dat –ondanks het ruim voldoen door RWE aan haar deel- het totaal ver achterblijft: realisatie: 0,26 Mton in plaats van 0,47 Mton. PZEM levert slechts een schamele 0,07 Mton CO₂-reductie.
De Commissie AIP constateert dat de gerealiseerde projecten, die een positieve bijdrage leveren aan de verminderde uitstoot van CO₂, zich “bevinden in het domein van windenergie en groen gas”. En stelt vervolgens: “[D]e projecten bevinden zich relatief dicht bij de kernactiviteiten van de twee bedrijven en vallen onder de generieke stimuleringsmaatregelen van de overheid.” Met andere (niet uitgesproken) woorden: het hoort gewoon bij het bedrijf –en wordt nog gesubsidieerd ook door de overheid- en er is niet (of nauwelijks) sprake van de afgesproken ‘additionaliteit’ van de projecten.
Dure atoomstroom nekt investeringen in duurzaam
Het rapport is duidelijk over de oorzaken, de “winstgevende exploitatie van de kerncentrale” die wegviel door “de verslechterde omstandigheden op de elektriciteitsmarkt”.
In de woorden van de Commissie AIP: “Wat in het kader van het Convenant een grote rol speelt is dat sinds het aangaan van het Convenant het economisch tij veranderde, waardoor de convenantspartijen terughoudender werden om projecten te initiëren en de economie van in gang gezette projecten in een ander daglicht kwam te staan. Toen ook nog de elektriciteitsmarkt zich ontwikkelde tot een markt waar de bedrijfsvoering van grote elektriciteitscentrales marginaal tot verliesgevend werd, nam de bij afsluiting van het Convenant voorziene winstgevendheid van de kerncentrale Borssele af. De door RWE en PZEM voorziene basis van een winstgevende exploitatie van de kerncentrale viel weg.”
Conclusie is dat op “individueel bedrijfsniveau RWE” ruimschoots aan de verplichtingen heeft voldaan maar dat -in de woorden van de minister- “PZEM noch aan haar financiële verplichting noch aan haar CO₂-reductieverplichting heeft voldaan.”
En nu?
Zoals we gisteren als concludeerden is na de weigering van de Raad van State om de voorwaarden uit het Borssele-convenant op te nemen in de vergunning voor de kerncentrale, het convenant niets meer dan een wassen neus. Of...