Dit is de pagina met basis-informatie over kernenergie

Op deze pagina vind je informatie over een aantal aspecten van kernenergie. Wil je meer weten kijk dan verder, bijv. bij de publicaties waar veel door ons geschreven brochures en artikelen staan over alle hier genoemde onderwerpen (en nog veel meer).


Heb je nog vragen neem dan contact met ons op.


Veel gestelde vragen: eenvoudige informatie (pdf)

Kernenergie is meer dan een kerncentrale: De nucleaire keten (pdf)

De risico's van uraniummijnbouw pdf

Is kernenergie duurzaam? Een overzicht van de problemen (pdf)

Kernenergie in Nederland. Een kort overzicht (pdf)

Het probleem van het radioaktief afval (pdf)

Kernenergie als oplossing van het klimaatprobleem? (pdf)

De link tussen kernenergie en kernwapens pdf

Kernfusie. De voor- en nadelen (pdf)


Dossiers:


Hieronder links naar een aantal dossiers die we hebben samengesteld voor de website Kernenergie in Nederland

Belangrijke datums [pdf, 20 KB]
De meest belangrijke datums in de geschiedenis van kernenergie in Nederland op een rijtje. Wat werd wanneer geopend (of gesloten)?

De ontdekkingen: van uranium tot kernsplijting [pdf, 863 KB]
De Duitse chemicus Martin Heinrich Klaproth ontdekt in 1759 een stof die hij noemt naar de goddelijke vader van de titanen uit de Griekse mythologie: Uranus. Maar wat zijn al die andere ontdekkingen die uiteindelijk leiden tot die van de kernsplijting?

Elektriciteitsproductie in Nederland [pdf, 167 KB]
Een historisch overzicht van de organisatie van elektriciteitsproductie: de rol van de SEP, centralisatie van de productie (van 550 producenten in 1920 naar 4 in 1987), de liberalisering en privatisering van de markt, etc.

Afvaldumping in zee [pdf, 103 KB]
Meteen vanaf het moment dat radioactief afval ontstond zocht men ook manieren om er van af te komen. Lange tijd was dat voor veel landen het storten van een deel van het afval in zee. Algemeen wordt er vanuit gegaan dat Nederland vanaf 1967 afval in zee dumpte. Maar dat gebeurde echter al veel eerder!

Opwerking en plutoniumproductie [pdf, 40 KB]
Nederland was vroeg bezig met opwerking: al in 1954 werd het eerste plutonium (10 milligram) afgescheiden en het was daarmee een van de eerste niet-kernwapenlanden die dat lukte. Toch sloot men later contracten met buitenlandse opwerkingsfabrieken. Hoeveel plutonium heeft Nederland en wat gebeurt er mee?

Vrijstellingsbesluit Defensie Kernenergiewet [pdf, 25 KB]
In de Kernenergiewet die in januari 1970 in werking treedt, verleent Artikel 75 aan de Kroon de bevoegdheid om Defensie bij algemene maatregel van bestuur vrijstelling te verlenen, of op verzoek ontheffing te verlenen van de vergunningsplicht. Maar wie bepaald of dat noodzakelijk is en hoe werkt dat?

Kistemaker [pdf, 24 KB]
Jacob Kistemaker wordt algemeen erkend als de 'vader van het Nederlandse uraniumverrijkingsprogramma' en een prestigieuze twee-jaarlijkse Technologieprijs is naar hem vernoemd. Toch was hij ook vaak omstreden, onder andere door zijn activiteiten in de tweede Wereldoorlog: de zgn. 'Cellastic-affaire'. Hij overleed in 2010.

Reactorgeneraties en veiligheid [pdf, 167 KB]
Generatie-III en Generatie-IV zijn bekende begrippen in de discussie over welke kerncentrales er eventueel gebouwd moeten gaan worden. Het zijn indelingen in de evolutie van reactortypen en heeft te maken met de (vermeende) veiligheid. Maar hoe komen die indelingen tot stand en zijn ze wel altijd hetzelfde?



1. Wat doet de stichting Laka?
Laka is een documentatie- en onderzoekscentrum over kernenergie. Voor iedereen die dat nodig heeft stelt Laka informatie en expertise beschikbaar. Laka verricht eigen onderzoek of in opdracht van derden.

2. Wat verstaat u onder duurzame energie?
Duurzame energie is energie die niet eindig is. Eindige energiebronnen, zoals kolen, gas, maar ook uranium, zijn niet duurzaam.

3. Wat zijn de voordelen van kernenergie, m.b.t. vervuiling?
Kerncentrales worden in vergelijking met kolen- of gasgestookte centrales vaak als 'schoon' aangeprezen, omdat ze geen kooldioxide - een broeikasgas - produceren. Gemakshalve wordt daarbij vergeten dat kerncentrales radioactief afval produceren dat vele tienduizenden jaren blijft stralen en waarvoor nergens ter wereld een oplossing is gevonden om het te bergen. Bovendien maakt een kerncentrale deel uit van een kernketen die energie-intensieve fases kent, waarbij ook kooldioxide wordt geproduceerd, zoals bijvoorbeeld bij de winning van uranium.

4. Hoe is het situatie van kernenergie in Nederland?
Op dit moment is voor electriciteitsopwekking één kerncentrale in bedrijf, in het Zeeuwse Borssele. Volgens het regeerakkoord van het kabinet Balkenende-2 zou die tot 2013 in bedrijf blijven. Maar in januari 2006 is overeenstemming bereikt met de eigenaren (Essent en Delta) over sluiting in 2033. Weliswaar onder een aantal voorwaarden: de centrale moet bij de 25 procent veiligste kerncentrales horen -hoe dat te meten is onbekend- en er wordt ge-investeerd in duurzame energie door Essent en Delta.
De eerst gebouwde kerncentrale in het Gelderse Dodewaard werd in 1997 gesloten en in april 2003 werd de laatste brandstof er uit gehaald. Het reactorgebouw wordt rond 2035 afgebroken.
Behalve een kerncentrale heeft Nederland ook twee kernfabrieken van Urenco in Almelo. In de ene fabriek wordt natuurlijk uranium verrijkt tot laag-verrijkt uranium, de brandstof die in de meeste kerncentrales wordt toegepast. En in de andere fabriek worden ultracentrifuges gebouwd, de methode die Urenco toepast om uranium te verrijken. De verrijkingsfabriek breidt regelmatig uit, maar staat, geheel ten onrechte, nauwelijks ter discussie in Nederland. De sluiting van deze fabriek zou een belangrijke stap zijn op weg naar uitbanning van kernenergie en verspreiding van kernwapens.
Het laag- en middel-actief afval wordt opgeslagen op het terrein van de Centrale Opslag Voor Radioactief Afval (COVRA) in Borssele. Het meeste kernsplijtingsafval (hoog-radioactief) van de gebruikte brandstofstaven van Dodewaard en Borssele ligt nog op de terreinen van de opwerkingsfabrieken van La Hague (Frankrijk) en Sellafield (Groot-Brittannië). Sinds 2004 komt het langzamerhand terug en wordt het in een speciaal gebouwde bunker (de 'HABOG') op het COVRA-terrein opgeslagen voor een periode van ongeveer 100 jaar. Wat er in 100.000 jaar daarna mee moet gebeuren is helemaal niet duidelijk. De regering vindt dat we nog genoeg tijd hebben om daar een oplossing voor te vinden. Wij denken dat het onverantwoord is om daar mee te wachten. Immers, er wordt steeds meer afval geproduceerd en er wordt bovendien serieus overwogen om een nieuwe kerncentrale te bouwen. Een kabinet dat de mond vol heeft over goed rentmeesterschap of over een duurzame samenleving kan ons nageslacht niet opzadelen met zeer schadelijk afval waarvoor geen oplossing voor handen is.
Naast Borssele, Urenco en de COVRA heeft Nederland ook een onderzoeksreactor, de zogenaamde Hoge Flux Reactor (HFR), op het terrein van het Energie onderzoekscentrum Nederland (ECN) in het Noord-Hollandse Petten. De reactor wordt voor een deel gebruikt voor de productie van medische isotopen. Volgens onafhankelijke experts is de reactor onveilig. Bovendien kunnen vrijwel alle isotopen op een alternatieve manier worden geproduceerd. Naar verluidt zal de reactor tot 2016 in bedrijf blijven. De plannen voor de bouw van een nieuwe onderzoeksreactor, Pallas genaamd, zijn al in een vergevorderd stadium.

5. Hoe is het gesteld met de voorraad uranium op de wereld?
Dat hangt af van de groei van het aantal kerncentrales en de prijs van uranium. Sinds het begin van dit millennium is de prijs van uranium vertienvoudigd van US$ 5,- naar US$ 50,- per pond (2006). Bij prijzen vanaf US$ 60,- per pond wordt het volgens marktanalisten aantrekkelijker om uranium te delven. Verwacht wordt dat het aantal kerncentrales zal toenemen. Alleen China wil al de komende jaren tientallen kerncentrales bouwen. Gesteld dat het huidige aantal in bedrijf zijnde kerncentrales (440) de komende 25 jaar zal verdubbelen dan zal er al over een aantal jaar sprake kunnen zijn van tekorten. Bij dit scenario zou uranium al over 30 jaar op kunnen zijn.

6. Wat zijn de toekomstperspectieven voor kernfusie?
Slecht. Kernfusie heeft voor een deel dezelfde problemen als kernsplijting. Al 50 jaar wordt kernfusie gezien als oplossing van het energieprobleem, maar dat is nog steeds niet in zicht. Ondanks het feit dat er al vele tientallen miljarden dollars in onderzoeksprojecten zijn gestoken, spreken rapporten nu van 2060 of 2070 waarin kernfusie economisch/technisch haalbaar is. Dat moeten we dan nog maar zien, en daar kunnen we ook niet op wachten.

7. Wat doet men met het kernafval? Hoe kan het beter?
Er zijn verschillende soorten kernafval: laag-radioactief, middel-radioactief en hoog-radioactief afval. De radioactiviteit kan variëren van korte duur tot lange duur. Het laag-actief en middel-actief afval wordt bovengronds in bunkers opgeslagen. Dit afval is na een paar honderd jaar - of een veelvoud daarvan - ongevaarlijk (tenzij het chemisch giftige stoffen betreft) en men gaat er vanuit dat het zolang op die manier opgeslagen kan blijven. Het hoog-actief afval, waaronder het kernsplijtingsafval van brandstofstaven, ligt nu op allerlei plekken tijdelijk opgeslagen. Vaak in speciaal gebouwde bovengrondse bunkers die als tijdelijke opslagplaatsen dienen. In veel landen wil men het graag ondergronds in zoutkoepels, kleilagen of granietlagen opbergen. De technische problemen zijn zo talrijk dat nog geen enkel land ook maar in de buurt is van een dergelijke oplossing. Grootste probleem is dat het kernsplijtingsafval meer dan 200.000 jaar blijft stralen. Een dergelijke tijdspanne is zo enorm lang dat natuurrampen (waaronder aardbevingen, aardverschuivingen en vulkaanuitbarstingen) en andere catastrofes moeilijk zijn uit te sluiten. Bijkomend probleem is dat het afval veel warmte afgeeft en daar reageert de omgeving ook weer op. Kortom: veel te veel problemen. De productie van al dat afval moet onmiddellijk stoppen: dus alle kerncentrales en andere kernfabrieken moeten dicht. Dan zal voor al het afval dat er is de minst slechte methode moeten worden gekozen om het te bergen.

8. Zijn er duurzamere alternatieven dan kernenergie? Zo ja, wat zijn dan de voordelen daarvan?
Kernenergie kun je niet rekenen bij de duurzame energiebronnen, want de grondstof uranium is immers eindig en je produceert enorm veel afval. Echte duurzame bronnen zijn wind, zon, getijden, biogas, maar natuurlijk en in eerste instantie besparing en efficienter omgaan met energie. Er wordt zo enorm veel verspild en zoveel onnodig geproduceert, dat kost allemaal grondstof en energie.

9. Wat zijn de verschillen tussen kernsplijting en kernfusie, m.b.t. zowel installatie, grondstof, afvalproducten en vervuiling?
Kernenergie is de splijting en fusie is het samensmelten van atomen. Wat in de zon gebeurt is kernfusie: daar is het zo warm dat atomen smelten. Mensen zeggen dan ook dat het niet gevaarijk kan zijn want op de zon gebeurt het immers ook. Maar het is maar goed dat de zon zo ver weg is en nog is de straling gevaarlijk. Bij fusie heb je enorme hoge temperaturen nodig dat is een van de problemen: dat maakt dat het moeilijk beheersbaar is. Grote magnetische velden moeten alles bij elkaar houden. Dar kan van alles mee mis gaan. Afval ontstaat er ook, ook radioaktief afval. Anders en misschien wat minder dan bij kernsplijting maar toch. Ook bij kernfusie heb je grondstoffen nodig die eindig zijn. Waar nu weliswaar nog heel veel van is, maar dat komt omdat het nog niet gebruikt wordt. Aan de andere kant: sommige grondstoffen die je goed zou kunnen gebruiken vindt je alleen op de maan (helium 3, bijvoorbeeld). Een grote overeenkomst tussen kernsplijting en kernfusie is het optimisme waar mee het door wetenschappers en technologen gepresenteerd is als 'de oplossing van het energieprobleem' En zolang dat geloofd wordt, wordt er geld ingestopt dat dan niet gebruikt kan worden voor echt duurzame en veilige energiebronnen. Dat gaat nu al tientallen jaren zo, en dat is heel jammer.

10. Wat is uw mening over het voortzetten van het gebruik van kernenergie? Waarom?
Zo snel mogelijk stopzetten. Behalve de argumenten boven beschreven als het afvalprobleem, is er natuurlijk ook nog de veiligheid van reactoren (die niet te garanderen is, en grote ongelukken hebben enorme gevolgen), de gevolgen van straling (niet alleen bij ongelukken, maar kerncentrales in normaal bedrijf lozen zo'n 200 verschillende radioactieve stoffen via schoorsteen en koelwater, elk beetje meer straling waar we aan blootgesteld worden is gevaarlijk), maar ook de winning van uranium (enorm vervuilend) en bijv. het gevaar dat kernenergie gebruikt wordt voor het maken van kernwapens (zoals nu weer duidelijk is bij Iran en Noord-Korea), etc. Kortom genoeg redenen om onmiddellijk te stoppen.

augustus 2006

[terug naar boven]



De nucleaire keten

Bij kernenergie wordt er in de eerste plaats gedacht aan een kerncentrale waar elektriciteit geproduceerd wordt. Dit is echter slechts een onderdeel van de hele nucleaire keten die loopt van uraniumwinning tot opwerking en opslag van radioactief afval.

Uraniumwinning

Uraniumerts zit in de grond van Canada, Kazakhstan, Namibië, Zuid-Afrika, Australië en in kleinere hoeveelheden in andere landen. Het is een grondstof waarvan slechts een fractie gebruikt kan worden. In 1000 kilo erts zit vaak maar 1 kilo uranium (soms ook meer), waarvan ook nog maar de helft echt vrijgemaakt kan worden uit het erts; 500 gram uranium uit 1000 kilo erts. De rest van het erts is radioactief afval, dat meestal gedumpt wordt in de open lucht. Het bruikbare uranium wordt na de winning omgezet in de vorm van een concentraat dat 90% of meer uraniumoxides bevat ('yellowcake'). Dit wordt vervoerd naar een fabriek waar het wordt omgezet tot uraniumhexafluoride (UF6), een gas dat naar de verrijkingsfabriek wordt gebracht.
Uranium wordt gewonnen via mijnbouw, die enorme gevolgen heeft voor omwonenden (niet zelden de inheemse bevolking van een land), mijnwerkers en milieu. Uranium is niet alleen radioactief, maar ook erg giftig. Het gezondheidsgevaar zit in de verspreiding van radioactieve stof via de wind, het vrijkomen van radongas en de vergiftiging van grond- en oppervlaktewater. Deze veroorzaakt niet alleen ziektes bij omwonenden en arbeiders, maar ook een aantasting van de leefwijze van de (inheemse) bevolking.

Verrijking

Het uranium dat in de natuur voorkomt wordt 'natuurlijk uranium' genoemd. De term 'natuurlijk' heeft louter betrekking op de isotopen-verhouding. Om die reden wordt ook het chemische concentraat van de uraniumwinning 'natuurlijk uranium' genoemd, ofschoon er niets natuurlijks meer aan is. Het uranium bestaat hoofdzakelijk uit 2 soorten isotopen: splijtbaar uranium-235 en niet splijtbaar uranium-238. Voor gebruik in de meest voorkomende kerncentrales (de 'lichtwater-reactoren') is splijtbaar uranium nodig. Van natuurlijk uranium is slechts 0,7% splijtbaar. Dit percentage moet opgevoerd worden naar ongeveer 3% om het geschikt te maken als brandstof.
Dit proces heet 'verrijken'. Een bijproduct van verrijking is verarmd uranium, dat o.a. gebruikt wordt in wapensystemen en munitie. Als uranium verder verrijkt wordt dan 20% U235, kan het gebruikt worden in kernwapens. Na verrijking moet het gas weer omgezet worden tot vaste stof.

Splijtstofstavenfabriek

Voordat het verrijkte uranium naar de kerncentrale kan wordt het tot tabletten geperst die in lange metalen pijpen gestopt worden; de splijtstofstaven. Een bundeling van deze staven heet 'element' en een verzameling van elementen vormt de brandstof voor de kerncentrale.

Kerncentrale

In de kerncentrale wordt het uranium-235 gespleten. Bij dit proces komt, in de vorm van warmte en straling, veel energie vrij. De vrijgekomen energie verwarmt water (in sommige centrales gas of gesmolten metaal) en door middel van een (stoom)turbine en een generator, wordt elektriciteit geproduceerd. Na twee tot drie jaar gebruik, zijn de splijtstofstaven uitgewerkt en aan vervanging toe, omdat het resterende splijtbare uranium niet meer voor een kettingreactie kan zorgen.
De brandstofstaven zijn door het gebruik echter hoogradioactief geworden en bovendien zo heet, dat ze minstens een jaar in een koelbassin moeten worden opgeslagen voordat ze vervoerd kunnen worden. Ze worden beschouwd als hoogradioactief afval en opgeslagen in een tijdelijke opslagplaats of vervoerd naar een opwerkingsfabriek.

Opwerking

Gebruikte brandstofstaven bevatten nog altijd een kleine hoeveelheid uranium-235, en daarnaast ook plutonium dat gevormd is uit het uranium-238. Dit uranium-235 en plutonium wordt in een opwerkingsfabriek zoveel mogelijk gescheiden van de andere (radioactieve) stoffen, zodat het evt. opnieuw gebruikt kan worden. Tegelijkertijd ontstaat een grote hoeveelheid vloeibaar en gasvormig radioactief afval. Het opgewerkte uranium bevat bovendien plutoniumresten en andere bijproducten van splijting. Het resultaat daarvan is dat het vijf tot tien keer zo radioactief is als niet-opgewerkt uranium.
Voor nieuw gebruik in een kerncentrale moet het opgewerkte uranium eerst weer verrijkt worden totdat het 3% uranium-235 bevat. De meeste verrijkingsfabrieken zijn echter niet echt blij met opgewerkt uranium, omdat het hun fabriek met plutoniumresten kan besmetten. Daarnaast wordt het hergebruik van uranium ook bemoeilijkt omdat in een kerncentrale ook uranium-236 gevormd wordt. Dit isotoop is moeilijk uit het uranium te verwijderen en maakt het minder geschikt om opnieuw als splijtstof te fungeren.
Opwerking levert dus vooral meer, en ook hoger radioactief afval op, waar weinig meer mee gedaan kan worden. En bovendien is er vrijwel geen markt voor zowel het uranium als het plutonium. Er zijn wereldwijd maar een paar opwerkingsfabrieken.

Kweekreactoren

Een bijzonder soort kerncentrale is de kweekreactor. Deze is ontwikkeld om het niet-splijtbare uranium-238, dat voorkomt in natuurlijk uranium, om te zetten in het wel splijtbare plutonium-239. Een kweekreactor is in principe in staat meer plutonium te produceren dan dat er aanvankelijk als brandstof is ingestopt en tegelijkertijd elektriciteit te produceren. Er zijn maar een paar kweekreactoren operationeel geweest. De meeste landen hebben deze technologie opgegeven, voornamelijk omdat deze extreem gevaarlijk is. Zo kunnen bij een ongeluk grote hoeveelheden plutonium vrijkomen.

MOX

Toen bleek dat het gebruik van kweekreactoren op een mislukking uitliep, moest een nieuwe rechtvaardiging voor het opwerken van gebruikte brandstofstaven gevonden worden. Tienduizenden kilo's plutonium hadden een nieuwe bestemming nodig. Daarvoor werd het gebruik van Mixed Oxide Fuel (MOX) in kerncentrales bedacht. MOX is een mix van uranium en plutonium. Het gebruik van MOX brengt veel proliferatierisico's met zich mee, biedt geen oplossing voor het probleem van de opslag van hoogradioactief afval, resulteert niet in een substantiële besparing van uranium en draagt veel extra veiligheidsrisico's.

Transport

Gedurende het hele proces in de nucleaire keten wordt radioactief materiaal vervoerd van installatie naar installatie. Het vervoer gebeurt niet alleen via de weg en per schip maar ook per spoor en per vliegtuig. Transport brengt altijd extra risico's met zich mee: ongelukken, diefstal en sabotage. De consequenties daarvan kunnen verwoestend zijn.

Opslag

Er is geen oplossing voor het probleem van radioactief afval, dat zich meer en meer ophoopt. Er zijn in de loop van de jaren talloze mogelijke oplossingen bedacht en onderzocht. Geen van deze is echter toepasbaar gebleken. Ondergrondse opslag, zoals bijvoorbeeld in zoutkoepels, zal zeker leiden tot lekkages, nu of in de toekomst. Ook bovengrondse opslag is niet veilig. Omdat het afval nog tienduizenden jaren radioactief zal blijven, is het gebrek aan goede opslag een probleem dat alleen maar groter zal worden.
Een zware erfenis voor ons nageslacht.

augustus 2006

[terug naar boven]



De risico's van uraniumwinning

Uraniummineralen die economische waarde hebben worden uraanerts genoemd. Uraanerts bevat slechts 0,1 tot 2% uranium. Van dat uranium bestaat 0,7% uit splijtbaar uranium-235 dat in kernbrandstof wordt gebruikt. De rest bestaat hoofdzakelijk uit onbruikbaar uranium-238. Sinds 1999 zijn in Canada uraanertsen gedolven met een zeldzaam gehalte van 13% uranium. De meeste uraanertsen die gedolven worden heten pitchblende, uraniniet en carnotiet. Saskatchewan, Canada, levert eenderde van het totale uranium. De tweede producent is Australië.

Een 1300 MWe kernreactor consumeert ongeveer 33 ton uranium per jaar. Daarvoor is 440.000 ton uraanerts nodig. Deze erts bevat ook radioactieve stoffen zoals thorium, radium en radongas, maar ook giftige stoffen, waaronder nikkel, cadmium, arseen en kwik kunnen aanwezig zijn. Vooral radon vormt een gevaar.

Uranium wordt gewonnen door extractie in fabrieken of ter plekke ('in situ leach' - ISL), waarbij het gesteente met chemische oplosmiddelen wordt geëxtraheerd. Het delven en verwerken van de ertsen leveren afvalgesteente, bezinksel (slijk), ertsrestanten of gedroogd bezinksel ('tailings'), afvalwater en uitgeloogde gebieden op dat allemaal radioactief en chemisch is verontreinigd. Tegenwoordig komt meer dan de helft van het uranium uit ondergrondse mijnen, ongeveer 27% uit bovengrondse mijnbouw ('open pits') en 19% uit ISL-mijnbouw.

Bij bovengrondse mijnbouw worden de ertsen gedolven door boren of door gesteente op te blazen. Dit type van mijnbouw heeft vaak enorme afmetingen. In de jaren 70 kwamen er schachtmijnen die ondergrondse ertslagen blootlegden. Ondergrondse mijnbouw maakt gebruik van tunnels en schachten om de ertsen te delven.

Om het grondwater uit de mijn te houden wordt verontreinigd en radioactief besmet water weggepompt en geloosd in nabijgelegen rivieren en meren. Na sluiting van de mijn, is er een groot risico op grondwaterbesmetting door het rijzende water in de schachten.

Nadat de mijnbouw is beëindigd worden de enorme bergen met afvalgesteente gebruikt om het gevaarlijker afval te bedekken. In Duitsland zijn miljoenen tonnen van radioactief en giftig gesteente verwerkt in gravel of cement en gebruikt voor aanleg van wegen en spoorwegen. Radongas en ook het onontkoombare stof vormen een gezondheidsrisico voor de arbeiders.

In de fabriek wordt erts vermalen tot korrels. Die worden gesuspendeerd in enorme hoeveelheden water. De extractievloeistof is meestal zwavelzuur, waaraan een verdikkingsmiddel wordt toegevoegd. Tijdens het extraheren worden de onoplosbare uraniumoxides opgelost, omgezet in oplosbare uraniumsulfaten. Vervolgens wordt het uranium via een chemisch procedé uit dit slijk gehaald. Een laatste fase, waaronder drogen, produceert een poeder dat bekend staat als 'yellowcake'. Het wordt verpakt in vaten en getransporteerd.

Vergeleken met uranium in erts is yellowcake duizenden keren meer geconcentreerd. Yellowcake bestaat voor 90-95% uit uranium oxide (U3O8). Het vrijkomen van radongas tijdens het verwerkingsproces tot yellowcake vormt een groot risico voor de werknemers.

Het overgrote deel van het gedolven erts wordt afval, nadat de uraniumrijke oplossing is afgescheiden. Het afval wordt slijk genoemd als het nog nat is en ertsrestanten ('tailings') als het gedroogd is. Het risico per gram ertsrestant is weliswaar laag in vergelijking met ander radioactief afval, maar het grote volume en gebrek aan regelgeving voor hun afscheiding van het milieu heeft geresulteerd in wijdverspreide besmetting. Het slijk wordt gedumpt in ingedamde reservoirs. Vaak worden deze reservoirs aan hun lot overgelaten. Het giftige materiaal kan zich verspreiden via de lucht of door lekkages. Dambreuken waarbij slijk of afvalwater vrijkomen gebeuren keer op keer.

Ertsrestanten zijn gevaarlijker dan afvalgesteente. Uranium en andere substanties, die voorheen in het gesteente zaten, bevinden zich in oplosbare vorm. Als gevolg hiervan zijn deze chemicaliën meer mobiel en chemisch reactiever dan in het oorspronkelijke erts. Ze komen in het milieu via doorsijpelen of door weggewaaid stof. Ertsrestanten bevatten 85% van de radioactiviteit van het oorspronkelijke erts. De radioactieve stoffen hebben lange halfwaardetijden, zodat de plekken radioactief blijven voor miljoenen jaren.
Bij de ISL-methode worden ter plekke talrijke gaten geboord, waarbij miljoenen liters sterk zuur of loog wordt geïnjecteerd in de ertslagen. Het uranium wordt opgelost, naar boven gepompt en getransporteerd naar een fabriek waar het uranium wordt gewonnen. Hoewel ISL geen afvalgesteente en ertsrestanten produceert, wordt het ondergrondse gebied en nabijgelegen milieu onomkeerbaar vervuild. De vloeistof die achterblijft in de grond veroorzaakt besmetting van het grondwater dat zich stroomafwaarts van de mijnbouwgebieden verder kan verspreiden. ISL produceert extreme hoeveelheden afvalwater en slijk met hoge radioactiviteit en hoge concentraties van zware metalen. Meestal worden deze vloeistoffen gemixt en opnieuw geïnjecteerd op de plek waar gedolven is.

juli 2006

[terug naar boven]



Kernenergie duurzaam?

Op zoek naar legitimatie probeert de kernenergie-industrie zich steeds vaker een milieuvriendelijk imago aan te meten. Dat kernenergie niets met duurzaamheid te maken heeft wordt hieronder duidelijk.

Duurzaamheid
Onder duurzame ontwikkeling wordt verstaan dat de mens in haar behoeften voorziet zonder dat daardoor natuurlijke hulpbronnen uitgeput raken of het milieu te zwaar belast wordt. Hierbij wordt gekeken naar drie factoren: economische, sociale en milieu-factoren Op alle drie de fronten faalt kernenergie en voldoet zij niet aan de voorwaarden van duurzaamheid.
Desondanks wil de atoomlobby ons doen geloven dat kernenergie een 'schone' energiebron is, bijvoorbeeld omdat er geen broeikasgassen zouden worden uitgestoten.
Voor het gemak wordt kernenergie alleen vergeleken met olie- en kolengestookte centrales en wordt er niet gekeken naar de hele productiecyclus van kernenergie, onder andere het delven van uranium, de bouw- en ontmanteling van centrales, de opslag van radioactief afval en het verrijken van het uranium. Neem je dit wel allemaal mee dan stoot kernenergie wel degelijk broeikasgassen uit, veel meer dan bijvoorbeeld zonne- en wind energie, gasgestookte centrales en kleinschalige waterkrachtprojekten.

Uranium
Kernenergie is afhankelijk van uranium, een grondstof die, net als kolen en gas, eindig is. Volgens onderzoek van de Verenigde Naties is er nog genoeg uraniumerts voor ongeveer vijftig jaar. Het winnen van Uranium leidt bovendien tot chemische en radioactieve vervuiling, met grote gevolgen voor de (gezondheid van de bevolking in de) omgeving. Bijna altijd wordt uranium gewonnen op grond van inheemse volkeren die daarmee verder in hun voortbestaan worden bedreigd.

Straling
Daarnaast veroorzaakt kernenergie bij alle stappen van de cyclus voor extra stralingsbelasting. Wanneer een kerncentrale normaal in bedrijf is zorgt die al voor radioactiviteit in het milieu. Blootstelling aan radioactiviteit kan beschadiging van genetisch materiaal tot gevolg hebben en bijvoorbeeld leiden tot kanker.
Naast de straling die vrijkomt bij 'normaal bedrijf' is er altijd de kans dat er iets misgaat in een nucleaire installatie, met mogelijk desastreuze gevolgen. De kans op ongelukken kan nooit helemaal worden uitgesloten. De industrie beweert dat de kans hierop 'verwaarloosbaar klein' is, maar kan de kans op menselijk falen nooit helemaal kwantificeren. Bovendien zijn de gevolgen van een groot ongeluk al gauw catastrofaal en tot ver in de tijd merkbaar.

Afval
Kernenergie zadelt toekomstige generaties op met een berg radioactief afval. Dit afval blijft tot 240.000 jaar zo radioactief dat het goed bewaakt moet blijven om gevaarlijke ongelukken of besmetting te voorkomen. Over duurzaamheid gesproken.
Probeer je eens voor te stellen hoe de wereld er tienduizend jaar geleden uitzag. En vraag je dan af of het mogelijk is een opslag voor radioactief afval te bedenken die voor een veel langere periode gegarandeerd niet lekt - ondanks aardbevingen, overstromingen en oorlogen die in die periode plaats kunnen vinden.
Geen enkel land heeft tot nog toe een oplossing kunnen vinden voor radioactief afval. Overal waar een plek wordt aangewezen voor opslag van radioactief afval komt de bevolking in verzet.

Duur
Kernenergie is een extreem dure energiebron. Juist vanwege die hoge kosten zijn de perspectieven voor kernenergie, in een zich steeds meer liberaliserende energiemarkt, niet rooskleurig. Meer en meer studies, zelfs van voorstanders van kernenergie, concluderen dat nucleaire projecten in de meeste gevallen niet alleen veel duurder uitvallen dan verwacht maar ook duurder zijn dan andere energiebronnen. De Wereldbank gaat ervan uit dat de prijzen die door de industrie zelf genoemd worden over het algemeen veel te laag ingeschat zijn, omdat bijvoorbeeld de kosten van afvalverwerking, en van de ontmanteling van kerncentrales niet worden meegerekend.

Grootschalig
Gebruik van kernenergie vereist een grootschalig en gecentraliseerd productie- en distributie netwerk. Dit maakt kernenergie ongeschikt voor bijvoorbeeld de elektrificatie van landelijke gebieden, waar kleinschalige energievoorzieningen dicht bij huis veel meer op hun plaats zijn.

Plutonium en proliferatie
Bij het splijtingsproces in de kerncentrale onstaat plutonium, bruikbaar voor de productie van kernwapens. Voor een atoombom heb je al genoeg aan een paar kilo plutonium. De gemiddelde kerncentrale produceert ruim 200 kilo plutonium per jaar. Het recept voor het maken van een atoombom is, voor wie het wil, niet moeilijk te verkrijgen. Kernenergie vergroot dus het risico van verdere verspreiding van kernwapens.

Conclusie
Uit bovenstaande blijkt duidelijk dat kernenergie en duurzaamheid niets met elkaar te maken hebben. Er zijn voldoende alternatieven voorhanden om in onze energiebehoefte te voorzien. We hebben kernenergie helemaal niet nodig! Niet voor niets hebben de meeste landen besloten op termijn te stoppen met kernenergie of er gewoon helemaal niet aan te beginnen.

augustus 2006

[terug naar boven]



Kernenergie in Nederland

Toen de kerncentrale in Dodewaard in 1969 officieel geopend werd had men grootse plannen voor kernenergie in Nederland. Er kwamen zelfs voorstellen voor de bouw van 35 (!) kerncentrales. Een grote kernindustrie is uitgebleven, maar er staan wel diverse nucleaire installaties in ons land.

RCN/ECN
In 1951 werd door het Reactor Centrum Nederland, (sinds 1976 Energieonderzoek Centrum Nederland geheten) een verdrag met Noorwegen gesloten voor onderzoek, waarbij Noorwegen een proefreactor bouwde en Nederland uranium leverde.
In 1955 werd in Petten (Noord-Holland) het RCN geopend, het opleidings- en ontwikkelingsinstituut voor een 'volwaardige' Nederlandse kernindustrie met een adviserende functie voor de politiek. Een eigen reactorontwerp mislukte en ook een brandstoffabriek kwam nooit van de grond. Ondanks dit falen is het RCN en later het ECN altijd een kernenergiebolwerk gebleven. Sinds 1999 is het nucleaire onderzoeksdeel van ECN ondergebracht bij het NRG, dat o.a. betrokken is bij de ontwikkeling van de Hoge-Temperatuur Reactortechnologie. Zuid-Afrika en China hebben aangekondigd in de komende jaren demonstratiemodellen te bouwen. Ook landen als Frankrijk, Japan, Rusland, de VS en Zuid-Korea hebben belangstelling.
De NRG exploiteert op het ECN-terrein een kleine reactor die voor kernenergie-onderzoek gebruikt wordt, maar ook voor de produktie van isotopen voor medische doeleinden. In 2016 gaat die reactor dicht en plannen voor de bouw van een nieuwe onderzoeksreactor zijn al in een vergevorderd stadium. Veel mensen zijn daar tegen: we moeten stoppen met kernenergie en kernenergie-onderzoek hoeft dus ook niet. Daarnaast zijn er ook alternatieve methodes voor het produceren van veel van die medische isotopen.

Dodewaard
De officiële opening van deze 50 MW kerncentrale op 26 maart 1969 door koningin Juliana was ook meteen het eerste incident. De kernsplijting liep bij de opening te snel op en de reactor werd stilgelegd. De eerste jaren stonden in het teken van haarscheurtjes in leidingen en onveilige opslag van afval. Vanaf 1978 werd de centrale het speerpunt van het verzet tegen kernenergie in Nederland.
In oktober 1996 werd besloten de centrale te sluiten, en op 26 maart 1997 was het zover. In april 2003 is de laatste brandstof uit de centrale vervoerd naar Engeland. Een aantal bij-gebouwen zijn gesloopt. Het nucleaire gedeelte gaat op slot en wordt pas omstreeks 2035 afgebroken. Daarmee wordt het probleem van de afbraak doorgeschoven naar een volgende generatie.

Borssele
De reactor in Borssele (450 MW) ging in 1973 in bedrijf. Na een inspectie van het Internationaal Atoomenergie Agentschap in 1986 bleek er nogal wat aan te merken op de veiligheid. Er werd 470 miljoen gulden besteed aan aanpassingen, die alleen terugverdiend konden worden als de centrale langer open zou blijven dan de geplande sluiting in 2004. Eigenaar EPZ startte een procedure tegen de sluitingsdatum en werd in 2000 in het gelijk gesteld. Volgens het regeerakkoord van het kabinet Balkenende-2 zou die tot 2013 in bedrijf blijven. Maar in januari 2006 is overeenstemming bereikt met de eigenaren (Essent en Delta) over sluiting in 2033. Weliswaar onder een aantal voorwaarden: de centrale moet bij de 25 procent veiligste kerncentrales horen -hoe dat te meten is onbekend- en er wordt ge-investeerd in duurzame energie door Essent en Delta.

Urenco
In 1970 tekenen Nederland, Duitsland en Groot-Brittannië het verdrag van Almelo voor een uraniumverrijkingsindustrie. Het bedrijf, Urenco genaamd, maakt gebruik van de ultracentrifugetechnologie en bouwt in elk van deze drie landen een verrijkingsfabriek met deze technologie. De Nederlandse vestiging staat in Almelo. Met behulp van de centrifuges wordt de splijtbare uraniumfractie verhoogd ("verrijkt") ten opzichte van de niet-splijtbare uraniumfractie, waardoor het geschikt wordt als brandstof in kerncentrales.
Urenco bestaat tegenwoordig uit twee bedrijven: de Enrichment Technology Company (ETC) en de Urenco Enrichment Company (UEC). ETC ontwikkelt en bouwt centrifuges. UEC produceert laagverrijkt uranium met behulp van centrifuges, die worden betrokken van ETC.
Van alle methodes om natuurlijk uranium te verrijken wordt de ultracentrifugemethode beschouwd als veruit de meest economische. Het verbruikt 60 maal minder energie dan de gasdiffusiemethode, die de VS en Frankrijk gebruiken. Beide landen willen hun verouderde gasdiffusiefabrieken vervangen door ultracentrifugefabrieken. Urenco bouwt onder de naam Louisiana Energy Services, een joint venture met Amerikaanse en Canadese nucleaire bedrijven, een fabriek in New Mexico (VS), die naar verwachting in 2013 volledig in bedrijf zal zijn. Het concern zal de concurrentie aangaan met het Amerikaanse concern USEC dat naar verwachting in 2008 een ultracentrifugefabriek in bedrijf heeft. In 2004 kwam een joint venture tot stand tussen Urenco en het Franse nucleaire concern Areva. Frankrijk heeft daardoor zeggenschap verkregen over Enrichment Technology Company (ETC), het bedrijf waarvan het grootste deel is gevestigd in Almelo. Areva's dochteronderneming Eurodif wil haar verouderde gasdiffusiefabriek, Europa's grootste verrijkingsfabriek, vervangen door een moderne centrifugefabriek.
Een groot nadeel van de ultracentrifuges is het gevaar van proliferatie, de verspreiding van kerntechnologie waardoor landen of bijvoorbeeld terroristen in staat worden gesteld kernwapens te maken. De centrifuges zijn makkelijk te hanteren en eenvoudig te verbergen.
De bekendste affaire is die van de Pakistaanse atoomspion Abdul Qadeer Khan, die van 1972 tot 1976 werkte bij FDO, een bedrijf nauw betrokken bij 'Almelo'. Khan wist bedrijfsgegevens te verduisteren en vertrok naar Pakistan om daar de 'vader van de Pakistaanse atoombom' te worden. In 1998 vond de eerste Pakistaanse kernproef plaats. Daarnaast beschikte hij over een uitgebreid netwerk, waardoor deze technologie ook in handen kwam van een reeks andere landen die verdacht worden van de bouw van kernwapens.

Opwerking en transporten
De kerncentrale Borssele laat de uitgewerkte brandstof opwerken in La Hague (Frankrijk) en de (voormalige) kerncentrale in Dodewaard maakt gebruik van de opwerkingsfabriek in Sellafield (Engeland). Opwerking is een zeer vervuilend proces, waarbij uranium, plutonium en hoogradioactief splijtingsafval van elkaar worden gescheiden. De bezwaren tegen opwerking zijn legio, waaronder bijvoorbeeld de transporten met brandstof. Al diverse malen zijn die transporten enige tijd vertraagd door blokkadeacties van antikernenergie groepen.
De Nederlandse overheid weigert met opwerken te stoppen omdat het opbreken van de contracten tot hoge boetes leidt.

Afval
Het Nederlandse laag- en middel-radioactieve afval wordt sinds 1992 opgeslagen bij de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA) in Borssele. Vanaf 2004 wordt hoog-radioaktief afval opgeslagen bij een speciaal gebouw bij de COVRA: de 'HABOG'.
Voor een oplossing op de lange termijn, na 100 jaar opslag bij de COVRA, wordt onderzoek gedaan naar de opslag in de diepe ondergrond. Dit 'begraven' van afval in een zout- of kleilaag stuit op veel bezwaren. Omdat het afval vele duizenden jaren gevaarlijk blijft kunnen er geen garanties gegeven worden dat dit nooit uit zo'n ondergrondse berging zal weglekken.

augustus 2006

[terug naar boven]



Radioactief afval

Een van de belangrijkste argumenten tegen kernenergie is nog steeds het afvalprobleem. Al sinds de jaren zeventig wordt er in Nederland onderzoek gedaan naar wat te doen met het radioactieve afval dat duizenden jaren zorgvuldig dient opgeslagen te worden.

Soorten
Radioactief afval bestaat uit een aantal categorieën: laag-, middel- en hoog-radioactief afval. De straling aan de buitenkant van een afvalcontainer bepaalt tot welke categorie het hoort. Het radioactief afval dat in Nederland geproduceerd wordt komt uit onderzoeksinstituten, ziekenhuizen, industrie en kerncentrales. Ruim 99% van de radioactiviteit in dat afval is afkomstig uit de kerncentrales. De nogal eens uitgesproken suggestie dat veel afval afkomstig is uit ziekenhuizen, is niet waar.
In Nederland is tot nu toe voornamelijk laag- en middel-actief afval opgeslagen in een speciale loods in Borssele. De hoog-radioactieve brandstof uit de kernreactoren ligt nog grotendeels bij fabrieken in Engeland en Frankrijk. Daar worden door middel van opwerking, een zeer milieuvervuilend proces, de verschillende afvalfracties (uranium, plutonium en hoog-radioactief splijtingsafval) gescheiden, waarna het weer naar Nederland teruggestuurd wordt. Sinds 2004 keert dit afval terug in Nederland. Brandstof uit (deels gesloten) proefreactoren is voor een groot deel definitief naar het buitenland gestuurd voor opslag (VS en België).

Dumpingen en COVRA
Tot en met 1982 dumpte Nederland haar laag- en middel-actieve afval in de Atlantische Oceaan. Maar door protesten en als gevolg daarvan internationale anti-dumpings verdragen, kon dat niet langer en moest er een opslaglocatie op land worden gevonden. Hoewel uit opiniepeilingen bleek dat 80% van de lokale bevolking tegen was, ging de gemeenteraad van Borsele uiteindelijk akkoord met de vestiging van de COVRA op haar grondgebied. De COVRA (Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval) is verantwoordelijk voor de inzameling en opslag van radioactief afval in Nederland. Oorspronkelijk werd de COVRA gevormd door de producenten van het afval (voornamelijk de kerncentrales), maar de Nederlandse staat heeft besloten 100% eigenaar te worden en heeft in het verleden veel geld betaald om de verliezen aan te zuiveren.
Sinds 1992 wordt er laag- en middel-actief afval opgeslagen in de loodsen van de COVRA en vanaf 2004 is het gebouw voor het hoog-radioactieve afval, het HABOG (Hoog Actief Behandelings en Opslag Gebouw), klaar. Het afval uit de opwerkingsfabrieken wordt hierin opgeslagen.

Ondergrondse opslag
Het is de bedoeling dat het afval zo'n 50 tot 100 jaar in Borssele zal worden opgeslagen, waarna het definitief ergens (diep ondergronds?) opgeslagen moet worden. Maar er is ook onderzoek gedaan naar langere opslag in Borssele, zelfs tot 300 jaar, omdat de definitieve opslag dan langer uitgesteld zou kunnen worden..
Vele landen houden zich al decennia bezig met onderzoek naar ondergrondse opslag. Het idee erachter is dat met het begraven van het afval op honderden meters diepte het op die manier voor eeuwig geïsoleerd zou zijn van het milieu. Het mag dan wel diep weggestopt zijn, maar garanties dat zo'n opslag nooit zou gaan lekken zijn er niet. En kunnen ook niet gegeven worden, want de afvalcontainers zouden eigenlijk voor duizenden jaren onaangetast moeten blijven. En als het dan gaat lekken is het te laat. Grondwater raakt besmet en zo komt de radioactiviteit weer langzaam naar boven (of sneller, door middel van aardverschuivingen of aardbevingen)

Nergens ter wereld is nog een dergelijke definitieve ondergrondse opslag gerealiseerd en ook in Nederland vlot het niet erg. Vanaf 1976, toen de regering besloot tot proefboringen in zoutlagen onder Noord-Nederland, wordt opslag diep ondergronds in die zoutlagen als optie gezien. Die proefboringen hebben nooit plaats gevonden door breed maatschappelijk verzet, en in mei 1993 besloot de regering tot nieuwe opslagcriteria, waardoor opslag in zoutkoepels van de baan leek. Toenmalig minister Alders formuleerde de IBC-criteria: Isoleren, Beheersen en Controleren en noemde een nieuw criterium: 'terughaalbaarheid', het afval zou ten alle tijde bereikbaar en terughaalbaar moeten zijn. Volgens Alders betekende dit "thans dat de niet terugneembare berging in steenzoutformaties in de diepe ondergrond (…) door het kabinet wordt afgewezen".
Desalniettemin kwam de onderzoekscommissie CORA (Commissie Opberging Radioactief Afval) in februari 2001 met een advies aan de regering waarin ondergrondse opslag 'op den duur noodzakelijk' wordt genoemd en het begrip 'terugneembaarheid' slechts lijkt te dienen om de weerstand bij burgers en bestuurders te verminderen. Uiteindelijk wil CORA een opslagmijn toch definitief afsluiten. Maar haast is er niet, zegt men, want de eerste 100 jaar is het 'afvalprobleem opgelost' met de opslag in Borssele. Opgelost?

augustus 2006

[terug naar boven]



Kernenergie als oplossing voor het klimaatprobleem?

Sinds een aantal jaren probeert de kernenergie-industrie zichzelf als 'schoon' en klimaatvriendelijk te presenteren. Wat bedoelen ze daar precies mee en wat is er eigenlijk van waar?

Klimaatverandering
Natuurlijke klimaatverandering is iets van alle tijden. En tot voor kort waren wetenschappers er nog niet uit: beïnvloedt de mens het klimaat of niet? Ondertussen twijfelt eigenlijk niemand daar meer aan. De uitstoot van broeikasgassen (zoals CO₂) die met onze consumptie gepaard gaat, zorgt ervoor dat de aarde opwarmt en de zeespiegel stijgt, in een tempo dat veel hoger is dan verwacht. Overstromingen, droogte en verschraling van de natuur zijn enkele van de gevolgen.

De Kyoto klimaatonderhandelingen
Al tijdens de Milieutop in Rio de Janeiro in 1992 besloten de deelnemende landen dat er maar beter aan gewerkt kon worden de uitstoot van broeikasgassen (emissies) terug te dringen. Ze stelden een conventie op over Klimaatverandering, die vijf jaar later in Kyoto (Japan) leidde tot concrete afspraken welke landen hun emissies met hoeveel procent moesten terugbrengen. Om dit Kyoto Protocol van kracht te laten worden moest het door minimaal 55 landen worden geratificeerd. Ook moesten de deelnemende landen samen verantwoordelijk zijn voor 55 procent van de wereldwijde kooldioxideuitstoot. Aan deze randvoorwaarden werd voldaan toen de Russische Federatie eind 2004 toezegde mee te doen. Op 16 februari 2005 werd het Kyoto Protocol bekrachtigd. Vijfendertig geïndustrialiseerde landen zijn nu samen met de Europese Unie verplicht om hun uitstoot van broeikasgas te beperken. Begin 2006 hebben 129 landen getekend of toegezegd. Grote afwezige hieronder is de VS, de grootste CO₂-vervuiler. Omdat de geïndustrialiseerde landen de meeste broeikasgassen uitstoten, kregen zij concrete percentages opgelegd, gemiddeld zo'n vijf procent reductie tussen 2008 en 2012 met 1990 als basisjaar. Een eerste bescheiden stap, maar Kyoto zal het klimaat niet redden. Er is vastgesteld dat een reductie van tussen de 60 en 90 % nodig is om de menselijke invloed op klimaatverandering te neutraliseren… Maar het protocol is wel het enige bindende akkoord voor regeringen om het klimaatprobleem aan te pakken.

Flexibele Mechanismen
Er zijn voorbereidingen gaande voor een wereldwijde CO₂ emissiemarkt in 2008. Andere manieren waarmee de geïndustrialiseerde landen hun emissies kunnen verminderen is via de zogenaamde Flexibele Mechanismen: de Clean Development Mechanism (CDM) en Joint Implementation (JI). Dat zijn projecten in het buitenland wanneer de reductie van de uitstoot in eigen land niet helemaal lukt. Vaak doordat de geïndustrialiseerde landen geen maatregelen willen nemen waar hun industrie last van heeft. Dat betekent bijvoorbeeld dat Nederland de installatie van zonnepanelen in Indonesië financieel of door overdracht van technologie steunt, waarmee het dan punten ('credits') verdient voor de CO₂ uitstoot die vermeden wordt. Dit soort samenwerking valt onder het CDM. Bij het JI-mechanisme worden projecten in het ene geïndustrialiseerde land gefinancierd door het andere geïndustrialiseerde land. Het is een economisch middel om via een andere weg dezelfde totale reductie op broeikasgas te bereiken.
De atoomlobby doet hard haar best zichzelf te presenteren als oplossing voor het broeikaseffect. Haar liefste wens is kernenergieprojecten toegelaten te laten worden tot de Flexibele Mechanismen. Op die manier komen er nieuwe markten beschikbaar om kerncentrales naar ontwikkelingslanden te exporteren, gesubsidieerd en wel. Westerse landen die de kerncentrales exporteren verdienen zo ook nog punten voor het besparen van CO₂.

Kernenergie CO₂ vrij?
De atoomlobby claimt dat kernenergie een CO₂-vrije energiebron is. Dat klopt als je alleen kijkt naar de emissies van de kerncentrale zelf. Maar als je naar de hele cyclus van kernenergie kijkt, liggen de verhoudingen heel anders. Het delven en bewerken van uranium, het bouwen- en afbreken van kerncentrales, de transporten en de verrijking van het uranium gaan gepaard met een hoog energiegebruik - die opgewekt wordt met fossiel brandstoffen. Kijk je dus naar de hele productiecyclus, dan veroorzaakt kernenergie veel meer CO₂ uitstoot dan bijvoorbeeld windenergie.

De oplossing?
Kernenergie is noch op de korte, noch op de lange termijn een serieuze oplossing voor het broeikaseffect. Een kerncentrale bouw je niet zomaar van de ene op de andere dag. Als we kernenergie een serieuze rol zouden geven in het terugdringen van de CO₂ emissies zouden er vanaf nu zo'n 118 centrales per jaar (!) moeten worden gebouwd. In de laatste 20 jaar zijn er slechts een twintigtal kerncentrales gebouwd…
Op de lange termijn is kernenergie, vanwege de beperkte voorraad uranium, ook geen optie. Volgens de VN is er nu nog genoeg uranium voor ongeveer 50 jaar.
Verder zijn kerncentrales extreem duur om te bouwen en weet men nog vrijwel niets van de te verwachten kosten (en problemen) bij de ontmanteling als de kerncentrale zijn maximale levensduur bereikt heeft.
Dus in plaats van nu verder investeren in een kostbare en doodlopende weg, kunnen we het beter gelijk goed aanpakken en de uitstoot van broeikasgassen verminderen door minder energie te gebruiken en te investeren in echt schone energiebronnen zoals zon, wind, biogas en kleinschalige waterkrachtprojekten! Als kernenergie geaccepteerd wordt als methode om het broeikaseffect te bestrijden, zou dat middelen wegtrekken van andere, beter manieren om dat doel te bereiken. Weggegooid geld dus.
Los daarvan is het de vraag of we het ene probleem (klimaatverandering) willen vervangen door een ander probleem (giftige en radioactieve vervuiling door kerncentrales). Zelfs de landen die de gevolgen van klimaatverandering het eerst en hevigst zullen ervaren, zoals de kleine eilandstaatjes in de Pacific, zijn tegen het gebruik van kernenergie als middel in de strijd tegen het broeikaseffect.
DON'T NUKE THE CLIMATE !

augustus 2006

[terug naar boven]



De link tussen kernenergie en kernwapens

Voorstanders van kernenergie ontkennen vaak dat er een verband bestaat tussen kernenergie en kernwapens. Die ontkenning is met een veelheid aan argumenten te ontkrachten. Neem bijvoorbeeld de uraniumverrijkingsfabrieken van Urenco, onder andere in Almelo. Het natuurlijk uranium dat daar wordt aangevoerd wordt verrijkt tot wat men noemt 'licht verrijkt uranium', de brandstof waar de meeste kerncentrales op draaien.
Het natuurlijk uranium kan echter ook nog verder worden verrijkt tot 'hoog verrijkt uranium', de nucleaire lading van een kernwapen. De zogenaamde civiele kernindustrie is vaker wel dan niet een bron van proliferatie. Om even bij Urenco te blijven: midden jaren zeventig verkreeg de Pakistaanse spion Kahn door zijn werkzaamheden bij Urenco de blauwdruk in handen van het ontwerp van een ultracentrifuge. Thans wordt Kahn beschouwd als de vader van het Pakistaanse kernwapenprogramma.

De mythe van 'het vreedzame atoom' kan eenvoudig worden ontmaskerd. De verschillende stappen in de civiele keten van de kernindustrie zijn exact dezelfde voor de militaire kernindustrie: van mijnbouw tot verrijking, van fabricage van splijtstof tot opwerking: alle stappen, materialen, technologie, en uitrusting zijn hetzelfde. Zowel civiele als militaire uraniumverrijkingsfabrieken kunnen hoog verrijkt uranium produceren: het is dezelfde technologie. Overigens wordt ook het bijproduct verarmd uranium zowel voor civiele (contragewichten) als militaire doeleinden (thermonucleaire wapens, conventionele wapensystemen) aangewend.
Ook is er geen enkel verschil tussen civiele en militaire opwerkingsfabrieken: beiden gebruiken dezelfde technologie om het plutonium van de gebruikte splijtstof te scheiden. Vergeleken met de militaire keten ontbreekt slechts één stap in de civiele kernketen: de productie van de kernwapens zelf..

Een andere mythe die door de kernindustrie wordt gepropageerd is dat plutonium van civiele kernfabrieken niet kan worden gebruikt voor de productie van kernbommen.. Hoewel de samenstelling van civiel ("reactor grade") plutonium anders is dan die van militair ("weapons grade") plutonium, kan echter ook civiel plutonium worden toegepast in kernwapens.

De civiele kernindustrie blijft echter graag beweren dat het opwekken van kernenergie geen invloed heeft op kernproliferatie. Daarbij refereren ze aan een internationaal verdrag dat samen zou moeten verzekeren dat er geen proliferatie plaatsvindt: het IAEA en het NPV.

Het in Wenen gevestigde Internationale Atoomenergie Agentschap (IAEA) is de officiële nucleaire waakhond van de Verenigde Naties. Het instituut werd in 1958 opgericht om de acceptatie en verschijning van civiele kernenergie mogelijk te maken. Het IAEA is een zeer omstreden instituut. Het heeft ernstige tekortkomingen, die voor een groot deel het gevolg zijn van de conflicterende dubbele taak van het agentschap: de promotie van commercieel gebruik van kernenergie en safeguarding (beveiliging, waarborging) van het vreedzaam gebruik van kernenergie. Safeguarding wordt gedaan door het controleren van splijtstofmaterialen en kerninstallaties in de niet-kernwapenstaten (alle leden van het NPV verdrag uitgezonderd de vijf verklaarde kernwapenstaten: Rusland, Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en China) om te garanderen dat deze materialen of installaties niet worden gebruikt voor kernwapens.

Drie belangrijke tekortkomingen van het IAEA:

  1. IAEA controleert alleen civiele kerninstallaties en materialen. De vijf officiële kernwapenstaten vallen buiten de controle van het NPV, hoewel de meerderheid van de kerninstallaties en splijtstofmaterialen in deze vijf landen wordt gevonden, en hoewel proliferatie ook in deze landen gebeurt. Om die reden is het hypocriet om van Iran, een ondertekenaar van het NPV, te eisen dat het stopt met het verrijken van uranium, terwijl de VS, Duitsland, Engeland, Frankrijk en Nederland hun capaciteit voor uraniumverrijking flink uitbreiden, en de VS een nucleaire deal sluit met India dat het NPV niet heeft ondertekend. Dat werkt volstrekte willekeur in de hand en is regelrecht in strijd met het NPV.
  2. Het IAEA registreerde gedurende meer dan tien jaar niet de geheime kernwapenprogramma's van Zuid-Afrika, Irak en Noord-Korea totdat Zuid-Afrika (ten tijde van het apartheidsregime) daadwerkelijk kernwapens ging produceren of Irak en Noord-Korea bijna er in slaagden om ze te maken. Zowel Irak als Noord-Korea waren IAEA en NPV lidstaten. (…)
  3. In de EU past Euratom safeguards regelgeving en controles toe op hun eigen installaties en materialen. Het IAEA is afhankelijk van Euratom voor hun gegevens en controleren slechts de boeken. Slecht voorbeeld voor andere regio's, die ook een vorm van zelf-controle willen.

Het NPV
Het non-proliferatieverdrag stamt uit 1968 en werd van kracht in 1970, voor een periode van 25 jaar. De nucleaire status quo in 1970, toen vijf landen kernwapens bezaten, werd aanvaard als een fait accompli. Op the herzieningsconferentie van 1995 werd het NPV voor onbepaalde tijd verlengd. Iedere vijf jaar wordt een herzieningsconferentie gehouden om de uitwerking van het NPV te evalueren en te kijken naar verdere implementatie, met name de voortgang van ontwapening in de vijf kernwapenstaten.

De zevende herzieningsconferentie in 2005 draaide uit op een mislukking. De achterliggende reden is dat het non-proliferatieregime voor de gehele kernenergieketen een veel groter veiligheidsprobleem is dan in 1970 werd erkend. Het is zaak dat dit dringend aan de kaak wordt gesteld.
Maar in plaats van duidelijke aanbevelingen en verdere implementatie van de eerdere overeenkomsten die moeten leiden tot verdere ontwapening en het tegengaan van proliferatie is het resultaat dat er niet wordt getornd aan de nucleaire belangen van de erkende kernwapenstaten, die daarmee hun eigen belangen stellen boven hun internationale veiligheidsverplichtingen.
Deze houding leidt ertoe dat de 'have-nots' het vertrouwen verliezen dat het non-proliferatieregime kan voldoen aan hun veiligheidsbehoeften.

De VS hebben een op normen gebaseerd non-proliferatiebeleid vaarwel gezegd en vervangen door de doctrine van 'tegenproliferatie' ('counter-proliferation'). Dat houdt onder meer in het smeden van zelf-geselecteerde coalities tegen bijvoorbeeld de landen die aangemerkt worden als de 'axis of evil'. Die houding heeft de infrastructuur en mogelijkheden van de internationale gemeenschap verzwakt om op een effectieve manier massavernietigingswapens en terrorisme te bestrijden.

Het NPV pretendeert het wereldwijde framework te zijn om verdere proliferatie te voorkomen. Deze pretentie is grotendeels vals. Het NPV heeft vele achterdeurtjes. Een land kan voldoende nucleair materiaal verzamelen om een of meer kernwapens te produceren zonder het NPV te overtreden. Maar de cijfers voor significante hoeveelheden zijn ook verouderd. Moderne ontwerpen van kernwapens hebben slechts twee tot drie kilogram plutonium nodig in plaats van acht. Nog niet zo lang geleden bleek dat ook bepaalde isotopen (neptunium-237 en americium-241), aanwezig in kernafval, gebruikt kunnen worden in kernwapens. Het NPV vermeldt niet of geeft geen opdracht deze kernmaterialen onder toezicht te brengen van de safeguards-regelgeving van het IAEA.

Van de vele vormen van proliferatie die er bestaan, is de zgn. 'latente proliferatie' wellicht de meest gevaarlijke. Het gaat om een grote categorie landen die de noodzakelijk kernindustrie infrastructuur heeft en in staat is kernwapenmaterialen te produceren. Als landen van deze groep zouden besluiten kernwapens te produceren, zouden ze dat binnen een jaar kunnen doen. Voorbeelden van landen variëren van landen als België, Nederland en Zwitserland tot landen als Taiwan, Japan en Zuid-Korea. Vooral landen met opwerkingsfabrieken en/of verrijkingsfabrieken hebben de capaciteit hebben de capaciteit om grote hoeveelheden kernwapenmaterialen te produceren.

Stoppen met het opwekken van kernenergie betekent ook dat de proliferatie van kernwapengevoelig materiaal veel minder kans krijgt dan thans het geval is.

augustus 2006

[terug naar boven]



Kernfusie

Bij kernfusie: net als in het verleden bij kernsplijting, beloven de voorstanders al decennia lang gouden bergen; er zou een enorm potentieel zijn, het zou heel goedkoop zijn, absoluut veilig, we zouden onafhankelijk van grondstoffen worden en, heel belangrijk, er zou (vrijwel) geen radioactief afval ontstaan.

Al deze argumenten kennen we van 50 jaar kernsplijting.
Laten we ze eens bekijken:

  • Geen emissie van koolstofdioxide, de belangrijkste veroorzaker van het broeikaseffect of zwaveldioxide, veroorzaker van zure neerslag. Uitgaande van de meest optimistische prognose dat er in 2050 een fusiereactor zal zijn gerealiseerd, zal kernfusie echter geen rol van betekenis spelen in het urgente probleem van het terugdringen van het broeikaseffect. Binnen enkele jaren is het effect onomkeerbaar en daarom zijn maatregelen nodig die onmiddellijk effect hebben. Daarbij komt dat er nu enorm veel energie in gestopt moet worden, voordat het ook maar de eerste kilowatt oplevert, en dat zorgt wel voor de uitstoot van broeikasgassen. Dus net als bij kernsplijting: de elektriciteitsproductie opzich (dus sec in de reactor) produceert dan wel geen broeikasgassen, de hele cyclus produceert dat wel degelijk.
  • Tijd en geld: In kernfusie wordt een enorme hoeveelheid tijd en geld geïnvesteerd, terwijl realisering van de fusiereactor verder weg lijkt dan ooit. Na meer dan 50 jaar onderzoek is kernfusie de experimentele fase nog altijd niet ontstegen. Commerciële mogelijkheden zijn daardoor zeer onzeker. Zelfs de meest succesvolle reactor, de Joint European Torus (JET) in Culham (Engeland) produceert niet meer energie dan er in gestopt wordt. Tot nu toe is slechts een vermogen van 15 MW gedurende twee seconden in stand gehouden.
    Inmiddels zijn er tientallen miljarden dollars geïnvesteerd in de ontwikkeling van kernfusie en ook in de komende decennia zullen er weer vele miljarden dollars worden geïnvesteerd. Eind jaren negentig leek het erop dat de VS zwaar zou gaan snijden in het budget, maar daar is op dit moment geen sprake meer van. Inmiddels wordt het multinationale project rond ITER (International Thermonuclear Experimental Reactor) gesteund door Canada, China, de EU, India, Japan, Rusland, de VS en Zuid-Korea. Recent werd Cadarache in zuid-Frankrijk als locatie aangewezen. De bouwkosten voor de komende 10 jaar (2006 - 2016) worden geschat op 5 miljard euro en een zelfde bedrag staat begroot voor de twintig jaar durende operationele periode die daarop moet volgen (2016 - 2036).
  • Goedkoop: als kernfusie gerealiseerd kan worden zal de elektriciteit die het produceert zeker niet goedkoop zijn. Al was de grondstof gratis, dan nog zal de noodzakelijke technologie de prijs van een kilowattuur hoog maken. Over het algemeen is het wel zo dat onderzoek en ontwikkeling betaald wordt door de staten, en de maatschappijen , die de energie gaan verkopen (als het ooit zover komt) niet alle onderzoekskosten zullen gaan betalen. Verborgen subsidies dus die bij kernfusie, net als bij kernsplijting, de kosten van elektriciteit kunstmatig laag houden.
  • Radioactief afval: het radioactieve afval dat door een fusiereactor wordt geproduceerd bestaat voor een deel uit de wanden van het reactorvat die bloot hebben gestaan aan neutronenstraling. De radioactiviteit is lager en het verval is korter dan het afval dat geproduceerd wordt door conventionele kernreactoren, maar heeft nog altijd een vervalperiode van honderd tot een paar duizend jaar, afhankelijk van de materialen die bij de bouw van de reactor worden gebruikt. Door het enorme neutronenbombardement zal het reactorvat ws. vaker moeten worden vervangen.
  • Radioactieve emissies. Er is berekend dat als fusie commercieel toegepast gaat worden, radioactieve lozingen substantieel toenemen. Door de enorme hoeveelheid tritium die in fusie-reactoren gebruikt wordt, zal de routine matige lozing van dit radioactieve element ongeveer 10 x zoveel zijn als bij splijtingsreactoren. Tritium is radioactief, met een halfwaardetijd van 12,26 jaar, en is enorm moeilijk uit het milieu te houden/krijgen (uit te filteren).
  • Ongelukken: grootschalige ongelukken: door een combinatie van mechanische en menselijke fouten, door sabotage of door transportongevallen blijven mogelijk. Dit soort ongelukken kunnen leiden tot het vrijkomen van radioactief materiaal in het milieu. De aanwezigheid van het zeer brandbare lithium vergroot de kans dat grote hoeveelheden tritium vrij komen bij een brand.
  • Proliferatie: tritium is zeer proliferatie-gevoelig, het wordt gebruikt in kernwapens. Door de grote hoeveelheden tritium is de controle veel moeilijker en de beschikbaarheid voor misbruik veel groter.
  • Grondstof afhankelijkheid: de afhankelijkheid van olie wordt vooral door het (auto) verkeer veroorzaakt en maar een klein deel van de olie wordt gebruikt voor elektriciteitsproductie. Hoewel het klopt dat grondstoffen voor fusie (w.o. helium-4) overvloedig op aarde voorkomen is het ook waar dat nu al naar de maan wordt gekeken voor de winning van helium-3; daar schijnen de voorraden enorm te zijn. Het helium op aarde bestaat voor 99.99 uit helium-4. Fusie van Helium-3 met Deuterium levert de meeste energie op. De VS hopen een monopolie te verwerven door te maan te koloniseren.
  • Netto energieopbrengst van fusie reactoren is onbekend. Vermoedelijk laag tot gemiddeld.
  • Gebruik kan worden beperkt door de aanwezige voorraden van vanadium of andere metalen die in legeringen van de reactorwanden gebruikt moeten worden. En die voorraden zijn eindig.
  • De fusiereactor heeft zeer grote hoeveelheden koelwater nodig. (thermische vervuiling).
  • Kennis en technologie van kernfusie kan worden gebruikt voor de ontwikkeling van atomairewapens.

Kortom:
Geld voor kernfusie kan beter besteed worden aan energiebesparing en aan schone energiebronnen, die wel werken maar minder geld krijgen. Het totale budget dat de EU uitgeeft aan kernfusie is hoger dan het budget voor energiebesparing en de ontwikkeling van schone energiebronnen (zoals wind- en zonne-energie) samen. Iedere euro die gespendeerd wordt aan kernfusie kan dus veel beter worden besteed aan efficiënter energieverbruik om het broeikas-effect tegen te gaan. De ontwikkeling van andere energiebronnen, zoals fotovoltaïsche cellen die zonlicht direct omzetten in elektriciteit, kunnen de vraag naar kernfusie-onderzoek elimineren nog voordat de eerste fusiereactor operationeel is.

augustus 2006

[terug naar boven]