Publicatie Laka-bibliotheek:
Eerste rapport betreffende de stand van het onderzoek en de evaluatie van de uraanvondsten bij Haamstede op het eiland Schouwen uitgebracht aan Z.E. de minister van Economische Zaken

AuteurRijks Geologische Dienst
1-01-0-00-91.pdf
Datumjuni 1969
Classificatie 1.01.0.00/91 (ALGEMEEN)
Voorkant

Uit de publicatie:

             Eerste rapport betreffende de
             stand van het onderzoek en de
             evaluatie van de Uraanvondsten
           bij Haam3tede op het eiland Schouwen



uitgebracht aan Z.~. de Minister van Economische Zaken
door de Directeur van de Rijks Geologische Dienst.




                                                Haarlem, 14 juni 1969




                  IUil I"~IIIIIIIII~IIIIII1I"lllllllll!\l


             Fosförietknol gevondon te Haamstede
I. Inleiding

      7 maart meldde de directeur van de Dienst Grondwaterverkenning
   T.N.O. de aantoning van gammaetralers uit de Uraniumreeks in het
   energiespectrum van donkere knolvormige gesteenten die uit de
   boring 42 B. 20-3 bij liaamstede (Schouwen) van 129-135 m diepte
   uit het boven Mioceen zijn bovengebracht.
   Dezelfde dag meldde ik deze vondst aan de Directeur Generaal
   van Energievoorziening.Hierbij sprak ik toen de. later bevestigde,
   veronderstelling uit dat hier fosforietknollen aangeboord zijn.
   die vaak in het bindmiddel een verrijking aan Uranium vertonen.
   Dergelijke knollen zijn bekend in het Oligoceen van Ootmarsum,
   en in het Mioceen bij Deurne (België). Tevens meldde ik, dat dit
   de eerste maal was dat in de ondergrond van Nederland duidelijke
   stralers van de Uraanreeks en dus Uraan was aangetoond.
      De Directeur Generaal verzocht mij een nader onderzoek en een
   evaluatie van deze vondst uit te voeren respectievelijk op te
   stellen.
      Hieronder volgt een rapport betreffende de analyses en onder-
   zoekingen welke tot nu toe verricht zijn en een planning van wat
   nog verder gedaan moet worden om, tot de gevraagde evaluatie te
   komen.

11. Exploratie

      In mijn brief T/T 59500 dd. 1.3-1959, waarin.ik de vraag va~
   de Directeur }tijnwezen betreffende Uraanexploratie in Nederland
   beantwoordde,berichtte ik toen dat er geen aanleiding was een
   exploratie naar Uraan in Nederland te beramen of uit te voeren.
   Wel schreef ik, dat