Publicatie Laka-bibliotheek:
Aspekten van de opslag van radioaktief afval.
Auteur | K.Nienhuys |
1-01-4-30-42.pdf | |
Datum | september 1978 |
Classificatie | 1.01.4.30/42 (AFVAL - EINDBERGING: ZOUTKOEPELS & KLEI) |
Voorkant |
Uit de publicatie:
1. INLEIDING In alle fasen van de kernenergie-cyklus ontstaat radioaktief afval: vaste materialen, waterige of organische oplossingen en gassen. Om redenen van tijd en ruimte beperken we ons hier echter tot vast of vast gemaakt afval, dat direkt door of na het gebruik van kerncentrales ontstaat. Het afval van de uraniummijnbouw, - verrijking en de produktie van splijtstofstaven van uranium blijft derhalve buiten beschouwing, evenals de lozing van gas of water uit kernbedrijven. In Nederland dient eerst een aanvaardbare opslagplaats voor het vaste afval van kerncentrales gevonden te worden, alvorens er meer kerncentrales gebouwd mogen worden. In dat verband besloot de regering in 1976 "een integraal onderzoek in te doen stellen naar alle fasen van de verwerking van radioaktief afval. Daarbij (zou) ook het onderzoek naar de mogelijkheden tot definitieve verwijdering van radioaktief afval met kracht worden voortgezet". Dit onderzoek werd opgedragen aan de Sub-Commissie Radioaktieve Afvalstoffen van de Interdepartementale Commissie voor de Kernenergie (1,2). De risiko-analyse, die deze commissie onder meer uitvoert, gaat uit van een rapport van april 1975. getiteld "Veiligheidsanalyse voor ondergronds in een zoutkoepel opbergen van radioaktief vast afval" (3,4). In het navolgende hebben wij problemen, die zich voordoen bij het bepalen van het risiko van de opslag van radioaktief afval, nader bekeken en getoetst aan het genoemde rapport, dat we in het vervolg "de Veiligheidsanalyse" zullen noemen. De betreffende analyse vertoont op essentiële punten grote mankementen, o.a. doordat gebeurtenissen die de zoutkoepel zouden kunnen beïnvloeden uitsluitend op zichzelf worden beschouwd en niet als een schakel in een reeks gebeurtenissen. Het is onzes inziens niet met wetenschappelijke zekerheid vast te stellen of het kernafval dat onze generatie opbergt, vele generaties na ons nimmer tot een onomkeerbare radioaktieve besmetting van de biosfeer aanleiding zal geven.