Publicatie Laka-bibliotheek:
25 jaar GKN - Opbouw, toepassing en uitbreiding van nucleaire kennis

AuteurGKN, Arnold, Van Loon
1-01-8-10-26.pdf
Datummaart 1990
Classificatie 1.01.8.10/26 (DODEWAARD - ALGEMEEN)
Voorkant

Uit de publicatie:

 Voorwoord
In 1990 bestaat de N.V. Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland
(GKN), bouwer en exploitant van de kernenergiecentrale te Dodewaard, vijfen-
twintig jaar. Dit jubileum is de aanleiding voor de publikatie van dit boek dat, naar
redacteuren en auteurs hopen, zal bijdragen aan een evenwichtige beeldvorming rond
de voor- en nadelen van kernenergie ten opzichte van andere vormen van grootschali-
ge elektriciteitsopwekking.
   In maart 1989 was het twintig jaar geleden dat Hare Majesteit Koningin Juliana
de eerste kernenergiecentrale in Nederland in gebruik stelde. Sindsdien heeft de Cen-
trale Dodewaard stroom geleverd aan het Nederlandse elektriciteitsnet. AI die twintig
jaar heeft de centrale, ondanks stormachtige periodes, op hoog niveau gefunctio-
neerd. Directie en medewerkers hebben aangetoond dat ' bun' centrale niet alleen
op betrouwbare wijze stroom kan leveren, maar ook bijdraagt aan de opbouw, het
handhaven en het uitbreiden van de kennis van kernenergie en nucleaire technieken.
   Het boek begint met een terugblik op de twintigjaar waarin 'Dodewaard' inmiddels
heeft gedraaid. De vraag die daarbij uiteraard aan de orde wordt gesteld is: wat nu
verder? Alvorens die vraag te beantwoorden, wordt in Hoofdstuk I een overzicht
gegeven van de belangrijkste nieuwe ontwikkelingen die de veiligheid en betrouw-
baarheid van toekomstige generaties kernenergiecentrales nog verder zullen vergro-
ten.
   Vervolgens wordt in Hoofdstuk 2, om een verantwoorde afweging van de voor-
en nadelen van kernenergie te kunnen maken, de vraag aan de orde gesteld wat de
risico's voor mens en milieu zijn van grootschalige elektriciteitsopwekking in het alge-
meen. De behandeling van deze vraag beperkt zich hier tot het gebruik van fossiele
brandstoffen enerzijds, en kernenergie anderzijds. Stromingsbronnen zoals zon en
wind (de belangrijkste 'alternatieve energiebronnen' voor ons land) worden niet be-
handeld; niet omdat het belang van de stromingsbronnen wordt onderschat, maar
omdat ook de geplande verdere toepassing van deze bronnen op afzienbare termijn
de bijdragen van grote centrales ten behoeve van de Nederlandse elektriciteitsproduk-
tie geenszins overbodig maken. Vooralsnog spelen de stromingsbronnen daarom geen
rol bij de keuze van het soort elektriciteitscentrales dat in de nabije toekomst moet
worden gebouwd. Deze beperking laat overigens onverlet dat elke bijdrage die de
milieubelasting vermindert, of het nu gaat om vormen van energiebesparing of om
de toepassing van stromingsbronnen, moet worden toegejuicht. Wanneer dergelijke
alternatieven ook nog technisch en economisch gerealiseerd kunnen worden, is zeker
sprake van een welkome aanvulling op de bestaande opwekkingstechnieken.
   De Nederlandse overheid had, kort voor het ongeval met de kerncentrale te Tsjer-
nobyl (Sovjet-Unie), besloten om nieuwe kernenergiecentrales te bouwen. Dat besluit
is na het genoemde ongeval in heroverweging genomen. Daartoe heeft de overheid
een studie laten uitvoeren naar de kans dat in een nieuwe kernenergiecentrale een
zodanige storing optreedt dat radioactieve stoffen in het milieu terechtkomen. Daar-
bij is ook nagegaan wat de gevolgen van een dergelijke lozing zouden zijn voor de
mens, voor het milieu en voor de economie. De achtergronden en conclusies van
deze studie worden in dit boek in Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4 toegelicht.
   Alle gegevens voor dit boek zijn bijeengebracht aan de hand van algemeen toegan-
kelijke rapporten en publikaties. Als zodanig levert dit boek ook geen nieuwe ideeën
en inzichten op. Daarvoor is het echter ook niet samengesteld: het is de bedoeling
de overvloedige informatie op dit gebied samen te vatten in een vorm en een omvang
die het ook voor de niet-gespecialiseerde lezer mogelijk maken om zich een gefundeerd
oordeel over deze ingewikkelde materie te vormen, zodat de vraag 'wat nu?' misschien
gemakkelijker kan worden beantwoord.

                                                                         Dr. H. Arnold
                                                                   directeur N.V. GKN