Publicatie Laka-bibliotheek:
Verslag over het jaar 1999
Auteur | GKN |
1-01-8-10-53.pdf | |
Datum | oktober 2000 |
Classificatie | 1.01.8.10/53 (DODEWAARD - ALGEMEEN) |
Voorkant |
Uit de publicatie:
Algemene beschouwingen Inleiding Op ~ oktober 1996 werd het voornemen bekend gemaakt om in plaats van per 1 januari 2004 zoals oorspronkelijk was gepland, de elektriciteitsproductie van de kernenergiecentrale Dodewaard vervroegd te staken. Op 26 maart 1997 werd de installatie afgeschakeld van het landelijk elektriciteitsnet op 1 Juli van datzelfde jaar verklaarde de directie GKN de elektriciteitsproductie officieel voor beëindigd. Daarmee werd het afbouwtraject van de centrale Dodewaard ingezet. GKN is voornemens kernenergiecentrale gefaseerd buiten bedrijf te stellen te conserveren en na een wachttijd van 40 jaar definitief te ontmantelen. De planning is er op gericht de centrale in 2003 in een toestand van zogeheten 'Veilige Insluiting' te hebben gebracht. In 1999 stonden de volgende onderwerpen centraal: de bedrijfsactiviteiten in samenhang met het uit bedrijf nemen van de installatie de uitstroom van personeel de vergunningverlening in het kader van de afvoer van bestraalde splijtstof de vergunningaanvraag voor buitenbedrijfstelling en wachttijd van de centrale de overdracht van de onderneming aan COVRA Transporten bestraalde splijtstof Voordat GKN kan beginnen met welke ontmantelingsactiviteit dan ook moet eerst alle nog aanwezige bestraalde splijtstof van het terrein van de centrale Dodewaard zijn afgevoerd. Als gevolg echter van een niet aflatende maatschappelijke weerstand ondervindt het transport van bestraalde splijtstof naar de opwerkingsfabriek THORP van BNFL in Sellafield, Engeland, sinds 1997 voortdurend vertraging. In deze context zorgde medio 1998 het besluit van de toenmalige Minister van VROM om de splijtstoftransporten tot nader order op te schorten voor een nieuw dieptepunt. Daar leek verandering in te komen in december van datzelfde jaar toen de nieuw aangetreden Minister van VROM de Tweede Kamer berichtte dat er geen aanleiding was om het transport van bestraalde splijtstof nog langer te verbieden. Hij voegde daar aan toe dat een verzoek om een desbetreffende vergunning naar verwachting binnen de normale termijn van vier tot zes weken zou kunnen worden gehonoreerd.