Publicatie Laka-bibliotheek:
Kernenergie en 't kooldioxideprobleem
Auteur | Bijlsma, Blok, W.Turkenburg |
6-01-2-16-04.pdf | |
Datum | mei 1989 |
Classificatie | 6.01.2.16/04 (KE & BROEIKAS - WEL/NIET OPLOSSING + SCENARIO'S) |
Voorkant |
Uit de publicatie:
KERNENERGIE EN HET KOOLDIOXIDEPROBLEEM J.J. Bijlsma K. Blok W.C. Turkenburg november 1988 herzien mei 1989 Studie uitgevoerd met financiële steun van het Ministerie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Vakgroep Natuurwetenschap & Samenleving Rijksuniversiteit Utrecht SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Welke bijdrage kan kernenergie leveren aan de beperking van de emissie van kooldioxide (CO2) uit de energievoorziening? Op die vraag wordt in deze studie ingegaan. De nadruk ligt hierbij op de volgende aspecten: - de emissies van CO2 die optreden in de kernenergiecyclus (de zgn. indirekte emissie van CO2 die ontstaat door stroom op te wekken in kerncentrales); - de omvang van de uraanvoorraden; - de verandering van de CO2-emissie ten gevolge van vervanging van fossiele brandstoffen, met name kolen, door kernenergie. Energie-analvse - In deze studie wordt allereerst een energie-analyse van de kernenergiecyclus gepresenteerd. Op basis van bestaande studies wordt het energieverbruik in de kernenergiecyclus in kaart gebracht. Het indirekte energieverbruik definiëren we nu als de som van alle energie-inputs in de kernenergiecyclus (o.a. winning, raffinage, verrijking, fabrikage splijtstofelementen, bouw, bedrijfsvoering en ontmanteling centrale, opslag van afval), per eenheid opgewekte elektriciteit. Hierbij wordt afgezien van de energie-inhoud van de energiedrager uraan zelf. Bij de huidige rijkheid van het in de kernenergiecyclus ingezette uranium-erts (0,1%) wordt het indirekte verbruik vooral bepaald door de uraniumverrijking en de bouw van de kerncentrale. Bij een afnemende rijkheid van het gewonnen uranium-erts neemt de grootte van het energieverbruik voor winning en raffinage toe. Bij een rijkheid beneden 0,007% bedraagt het energieverbruik voor winning en raffinage meer dan de helft van het totale indirekte energieverbruik. Bij rijkheden beneden 0,002 è 0,004% is het indirecte energieverbruik zodanig hoog dat de winning van uraan energetisch niet meer lonend is.