Publicatie Laka-bibliotheek:
Kabinetsstandpunt over vraag of diepe ondergrond mag en kan worden gebruikt voor het opbergen van afval
Auteur | Min. VROM |
Datum | april 1993 |
Classificatie | 1.01.4.30/13 (AFVAL - EINDBERGING: ZOUTKOEPELS & KLEI) |
Voorkant | ![]() |
Uit de publicatie:
Kabinetsstandpunt over de vraag of de diepe ondergrond mag en kan worden gebruikt voor het opbergen van afval (NMP-actie 62). 1. Inleiding In het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) wordt aandacht besteed aan de berging (1) van niet-verwerkbaar afval (opslag of stort). Eén van de actiepunten waarmee het kabinet het NMP wil uitvoeren, heeft betrekking op de vraag of de diepe ondergrond geschikt is voor het verwijderen van dergelijk afval. Conform NMP actie 62 zal het kabinet een standpunt voorbereiden over de vraag of en zo ja onder welke voorwaarden de diepe ondergrond mag en kan worden gebruikt voor afvalberging. Het gaat bij deze vraag om twee aspecten, namelijk om de vraag of het gebruik van de diepe ondergrond past binnen het milieubeleid zoals dat in het NMP uiteen is gezet en, wanneer deze vraag bevestigend wordt beantwoord, om de vraag of dit technisch realiseerbaar is. Het gebruik van de diepe ondergrond voor afvalverwijdering is met name een optie voor zowel radioactief afval als chemisch afval dat als gevolg van sterk toxische eigenschappen een bedreiging vormt voor mens en milieu. Voor deze beide soorten afval -chemisch en radioactief- geldt dat een aantal van de verwijderingstechnieken die voor andere soorten afval gangbaar zijn, niet gebruikt kunnen worden. Zolang adequate verwijderingstechnieken niet operationeel zijn, zal daarom dergelijk afval op een zorgvuldige wijze volledig van de biosfeer moeten worden geïsoleerd. Het onderhavige kabinetsstandpunt heeft betrekking op chemisch en radioactief afval dat wordt gekwalificeerd als 'hoog toxisch afval'. Chemisch en radioactief afval hebben verschillende eigenschappen waardoor een gecombineerde opslag of stort niet wordt overwogen. De problematiek rond de vraag of het verantwoord is de diepe ondergrond te gebruiken voor de berging van dit afval, is echter in beide gevallen echter dezelfde. Het gaat in beide gevallen om relatief kleine hoeveelheden afval die vanwege de toxische eigenschappen voor een onbepaalde tijd geïsoleerd dienen te blijven van de biosfeer. Met deze gecombineerde aanpak is de noodzaak tot een afzonderlijk toetsingscriterium voor de berging van radioactief afval vervallen. De Kamer is op 22 februari 19902 van één en ander op de hoogte gesteld. Daarbij is tevens aangegeven dat de bij de ontwikkeling van het toetsingscriterium voorziene inspraakprocedure een invulling zou krijgen die is aangepast aan de vraagstelling zoals deze in NMP actie 62 is geformuleerd. 1. Het begrip 'bergen' en afgeleiden daarvan worden in deze nota gehanteerd om aan te geven dat afval verwijderd wordt door het op of in de bodem te brengen. Hierbij wordt geen uitspraak gedaan over de periode van verwijdering. 2. Tweede Kamer,1989-1990, 21137, nr.17.
Deze publicatie is alleen op papier bij Laka beschikbaar, niet als pdf.
Publicaties zijn te leen of informeer of we een kopie kunnen maken. Soms, als we tijd hebben, lukt dat tegen kostprijs van de kopieën.