Stichting Laka

Publicatie Laka-bibliotheek:
Kabinetstandpunt over de vraag of de diepe ondergrond mag en kan worden gebruikt voor het opbergen van afval (NMP-actie 62)

AuteurMin. VROM
Datumapril 1993
Classificatie 1.01.4.30/29 (AFVAL - EINDBERGING: ZOUTKOEPELS & KLEI)
Voorkant

Uit de publicatie:

Kabinetsstandpunt over de vraag of de diepe ondergrond mag en kan worden 
gebruikt voor het opbergen van afval (NMP-actie 62).

1. Inleiding

In het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) wordt aandacht besteed aan de berging 
(1) van niet-verwerkbaar afval (opslag of stort). Eén van de actiepunten waarmee
het kabinet het NMP wil uitvoeren, heeft betrekking op de vraag of de diepe 
ondergrond geschikt is voor het verwijderen van dergelijk afval. Conform NMP 
actie 62 zal het kabinet een standpunt voorbereiden over de vraag of en zo ja onder 
welke voorwaarden de diepe ondergrond mag en kan worden gebruikt voor 
afvalberging.
Het gaat bij deze vraag om twee aspecten, namelijk om de vraag of het gebruik 
van  de diepe ondergrond past binnen het milieubeleid zoals dat in het NMP uiteen 
is  gezet en, wanneer deze vraag bevestigend wordt beantwoord, om de vraag of dit 
technisch realiseerbaar is.
Het gebruik van de diepe ondergrond voor afvalverwijdering is met name een optie 
voor zowel radioactief afval als chemisch afval dat als gevolg van sterk toxische 
eigenschappen een bedreiging vormt voor mens en milieu. Voor deze beide soorten 
afval -chemisch en radioactief- geldt dat een aantal van de verwijderingstechnieken 
die voor andere soorten afval gangbaar zijn, niet gebruikt kunnen worden. Zolang 
adequate verwijderingstechnieken niet operationeel zijn, zal daarom dergelijk afval 
op een zorgvuldige wijze volledig van de biosfeer moeten worden geïsoleerd.
Het onderhavige kabinetsstandpunt heeft betrekking op chemisch en radioactief 
afval dat wordt gekwalificeerd als 'hoog toxisch afval'. Chemisch en radioactief 
afval hebben verschillende eigenschappen waardoor een gecombineerde opslag of 
stort niet wordt overwogen. De problematiek rond de vraag of het verantwoord is 
de diepe ondergrond te gebruiken voor de berging van dit afval, is echter in beide 
gevallen echter dezelfde. Het gaat in beide gevallen om relatief kleine hoeveelheden 
afval die vanwege de toxische eigenschappen voor een onbepaalde tijd geïsoleerd 
dienen te blijven van de biosfeer.

Met deze gecombineerde aanpak is de noodzaak tot een afzonderlijk 
toetsingscriterium voor de berging van radioactief afval vervallen. De Kamer is 
op 22 februari 1990 (2) van één en ander op de hoogte gesteld. Daarbij is tevens 
aangegeven dat de bij de ontwikkeling van het toetsingscriterium voorziene 
inspraakprocedure een invulling zou krijgen die is aangepast aan de vraagstelling 
zoals deze in NMP actie 62 is geformuleerd.

1. Het begrip 'bergen' en afgeleiden daarvan worden in deze nota gehanteerd om
aan te geven dat afval verwijderd wordt door het op of in de bodem te brengen. 
Hierbij wordt geen uitspraak gedaan over de periode van verwijdering.

2. Tweede Kamer,1989-1990, 21137, nr.17.

Deze publicatie is alleen op papier bij Laka beschikbaar, niet als pdf.
Publicaties zijn te leen of informeer of we een kopie kunnen maken. Soms, als we tijd hebben, lukt dat tegen kostprijs van de kopieën.