De wilde zwijnen die door de bossen in het Zuid-Duitse Beieren snuffelen, zijn nog steeds te radioactief om te eten consumptie. In een nieuwe studie die deze week in Environmental Science & Technology is verschenen, melden wetenschappers dat tenminste een deel van de radioactieve elementen in hun lichaam het resultaat zijn van de neerslag van bovengrondse kernwapenproeven van meer dan 60 jaar geleden. Maar het grootste deel komt van de kernramp in Tsjernobiel, 37 jaar geleden.
Niet echt nieuw nieuws dat wilde zwijnen te radioactief zijn voor menselijke consumptie. Men is nu alleen nog verbaasd dat de afname van Cesium-waarden zo tergend langzaam gaat. Het meest bekend is Cesium-137, met een halfwaardetijd van 30 jaar (in 30 jaar is de helft vervallen, na weer 30 jaar de helft van de helft, etc). Het zuster isotoop Cesium-135 ontstaat ook in kerncentrales en kernwapens. Aan de verhouding Cesium-135/137 kan je afleiden wat de oorsprong is van het radioactieve cesium komt. En Cesium-135 heeft een halfwaardetijd van 2,3 miljoen jaar. Dus dat is voorlopig sowieso nog niet verdwenen.
Dus 37 jaar later en 1.300 km verder hoopt het radioactieve cesium zich nog steeds op tot onveilige geachte hoeveelheden; en in het geval van kernwapentests, nog langer geleden en van nog verder weg. The solution for pollution dilution?
Wat een belangrijke rol speelt is de langzame beweging van cesium de bosbodem in. Het cesium hoopt zich op in één laag en hoopt vervolgens op in schimmels (paddenstoelen). En die worden ieder najaar gretig door wilde zwijnen gegeten.