RvS: te weinig geld voor ontmanteling kerncentrale Dodewaard

1966-dodewaard-bouwDe Raad van State heeft uitspraak gedaan over de weigering door de minister van Infrastructuur en Milieu om goedkeuring te verlenen aan de financiële zekerheidstelling van kerncentrale Dodewaard. Gemeenschappelijke Kernenergie Nederland (GKN) heeft de financiële zekerheidstelling afgegeven om de kosten te dekken van het buiten gebruik stellen en het ontmantelen van de kerncentrale. Sinds 2011 zijn kerncentrales verplicht om financiële zekerheid te stellen. Kerncentrale Dodewaard is in 1997 uit bedrijf genomen. In 2003 is de laatste splijtstof van de centrale afgevoerd. Sinds 2005 wordt de kerncentrale in zogenoemde veilige insluiting gehouden, tot aan de geplande ontmanteling vanaf 2045.

De minister heeft geweigerd om goedkeuring te verlenen aan de financiële zekerheidstelling, omdat GKN volgens haar niet kan aantonen dat zij voldoende financiële middelen heeft om de ontmanteling van de kerncentrale Dodewaard te kunnen betalen. GKN beschikt volgens de minister wel over voldoende financiële middelen om de veilige insluiting (tot aan de ontmanteling) te kunnen betalen. De nucleaire veiligheid en stralingsbescherming is derhalve niet in het geding, aldus de minister. De minister vindt dat GKN bij de berekening van de ontmantelingskosten meer rekening had moeten houden met een aantal onzekerheden. Ook vindt de minister dat GKN een financiële buffer moet aanhouden voor inflatie. GKN is tegen het weigeringsbesluit van de minister in beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Die heeft de zaak op 8 februari jl. op zitting behandelde en het beroep ongegrond verklaard.

In de aanvraag om goedkeuring van de zekerheidstelling gaat GKN uit van een voorbereiding van de ontmanteling van KCD in 2041, en een ontmanteling in de periode 2045 tot en met 2055. De kosten bedragen volgens de aanvraag in totaal 180 miljoen euro. Ter dekking van deze kosten worden gelden in een gesepareerd geld- en effectendepot geplaatst. Berekend is dat, uitgaande van een startbedrag van 38,8 miljoen euro in 2009 en een jaarlijks rendement van 4%, en rekening houdend met de onttrekkingen uit het depot ten behoeve van ontmantelingskosten in de periode 2041 tot en met 2055, het bedrag van 180.300.000 euro zal worden opgebracht. De minister ging met deze rekensom niet akkoord en krijgt nu gelijk van de Raad van State.
Al in 2007 was het toenmalige ministerie van VROM ontevreden over het bedrag dat de GKN opzij legde voor de ontmanteling. Toen werd er overigens nog gesproken van 130 miljoen euro die de ontmanteling zou kosten, nu is dat, volgens de GKN, opgelopen tot 180 miljoen. Nog steeds aanzienlijk minder dan de 230 miljoen euro die de COVRA in 2007 schatte.