Vanochtend (dinsdag 8 september) boog de Raad van State zich over het beroep van Stichting Laka c.s. tegen de uitbreiding van de opslag van kernafval bij de Covra in Vlissingen. De stemming werd meteen een beetje gespannen nadat voorzitter Wortmann zich direct bij de opening van de zitting zich beklaagde over de hoeveelheid stukken die Laka pas laat had ingediend en Laka maande haar pleidooi kort te houden.
Laka mocht vervolgens echter gewoon haar uiteenzetting over de ontvankelijkheid en de inhoud van het beroep voorlezen. Namens het ministerie werd daarna nog een kort verweer uitgesproken, waarbij het opmerkelijk was dat een aantal van de punten die namens de minister werden ingebracht, juist daarvoor door Laka onderuit waren gehaald.
Na het pleidooi van de kant van de minister vroeg de Voorzitter het ministerie of men nog in wilde gaan op hetgeen Laka net had ingebracht, maar dat hoefde niet. De Covra kreeg ook het woord, maar zag daar van af.
Hierna nam de rapporteur, mw. Sorgdrager het woord. Zij ging het beroep van Laka puntsgewijs na. Het ging dus eerst over het Veiligheidsrapport van Covra, oa. of de Covra nu wel of niet een 'Waste Repository' is, en over de gecompliceerde situatie met de bouwvergunning voor de uitbreiding van de HABOG en het VOG-2. Ook had Sorgdrager vragen over de financiering van de eindberging, want was het niet zo dat elke vijf jaar die financiering werd herzien?
Vervolgens kwam de afvoer van afval uit de Covra aan de orde. Laka stelt dat op grond van het Veiligheidsrapport het niet mogelijk is om 'uitgewerkt' radioactief afval uit de Covra te verwijderen en dat het ook niet mogelijk is om, vóórdat de ontmanteling van de huidige installaties bij de Covra aan de orde is, langlevend (hoog) radioactief afval uit de Covra te verwijderen. Sorgdrager was hier verbaasd over, dit zou toch pas over 100 jaar plaatshebben? Laka wees er op dat het mogelijk is dat de voorliggende vergunning de laatste vergunning voor bedrijfsvoering van de Covra is, en dat het dan dus niet is aangetoond dat het afval wel veilig kan worden afgevoerd.
Het ministerie stelde dat hetgeen wat door Laka naar voren was gebracht, namelijk dat bij de beoordeling van een vergunning alle activiteiten die zullen plaatsvinden in het Veiligheidsrapport in ogenschouw moeten worden genomen, hier niet aan de orde was.
Ook ging de minister kort in op de Euratom-richtlijn, waarvan Laka in haar pleidooi had gesteld dat deze niet volledig in de Kernenergiewet was geïmplementeerd.
Lid Van de Gronden haakte hier aan en vroeg of de appellanten ook van mening waren dat naast niet goed geïmplementeerd, Artikel 7.3 van 2011/70/EURATOM wel voldoende duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk was - voorwaarden voor directe werking van de Richtlijn. Aangezien Artikel 7.3 precies is geformuleerd kon Laka dit beamen.
Daarna vroeg Lid Sorgdrager of het ministerie ondertussen het Nationaal Afval programma al aan de Europese Commissie had voorgelegd - dit had 23 augustus j.l. moeten gebeuren - en namens de minister werd dit beschaamd ontkend.
Het laatste punt van Laka, over het samenpersen van radioactief afval werd dan ook snel afgehandeld, omdat dit volgens de minister staand beleid is. Dat staande beleid wordt beschreven in... het vertraagde 'Nationaal programma'! Dat was dus lastig discussiëren.
Uitspraak over 6 weken.