Minister Schultz van Haegen heeft 12 januari de tweede reeks vragen beantwoord die D66 gesteld hadden naar aanleiding van de vergunning voor het transport en verrijking van natuurlijk uranium door Urenco in Rusland. De minister betreurt de gemaakte fout. Een aantal op merkelijke punten in de acht kantjes die ze er voor nodig heeft. Zo blijken er in het afgelopen jaar toch twee vergunningen te zijn afgegeven waarbij het mogelijk is om verarmd uranium naar Rusland te vervoeren. Urenco is dat niet van plan, zegt de minister, maar die vergunningen hadden eigenlijk ook niet afgegeven moeten worden en zullen dan ook worden aangepast.
Natuurlijk blijft het radioactief afval na verrijking (in de vorm van verarmd uranium) achter in Rusland, zoals bij elk commercieel verrijkingscontract. “Urenco NL heeft een contract met de Russische verrijkingsinstallaties om UF6 te laten verrijken. Op grond van dat contract gaat eigendom van het verarmde UF6 dat bij de verrijking ontstaat over naar de Russische verrijkingsinstallatie.” (Uraniumhexafluoride -UF6- is de chemische vorm waarin het uranium vervoert en verrijkt wordt.)
Dat het verarmd uranium eigendom van de verrijker wordt is precies één van de belangrijkste redenen waarom een klein ‘kernenergie-land’ als Nederland toch relatief een groot volume radioactief afval heeft: het verarmd uranium van alle verrijkingscontracten wordt eigendom van Urenco.
De minister constateert verder dat er geen sancties voor zijn dual-use goederen tegen Rusland en omdat er voldoende internationale garanties voor civiel gebruik zijn, was, zo stelt de minister, er geen enkele reden om toestemming van transport van uranium naar Rusland te weigeren.
"In combinatie met de formele overheidsgaranties van de Russische overheid omtrent civiel eindgebruik, fysieke beveiliging, eventueel wederexport en het toezicht van het Internationaal Atoomenergie Agentschap, is daarom geen aanleiding om de lopende uitvoervergunning in te trekken."