De Commissie MER heeft een advies uitgebracht over het concept Nationaal Programma voor het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen. Over het ontwerpprogramma dat in augustus is gepubliceerd is de commissie MER niet al te positief: te weinig concrete acties waardoor risico’s ”mogelijk onnodig op toekomstige generaties afgewenteld” worden; de onzekerheden over financiering van de eindberging moeten beter in beeld gebracht worden en de minister moet “actiever op zoek te gaan naar momenten om deskundigen en het publiek bij keuzes over de berging van het radioactieve afval te betrekken.” Allemaal kritiek die ook klonk in de uitgebreide zienswijze die Laka begin november indiende. Verder adviseert de Cie MER dat in 2018 potentieel geschikte zoekgebieden voor eindberging aangewezen moeten worden. En dat er veel meer werk moet worden gemaakt van publieksparticipatie en financiering.
Het Nationaal programma is een gevolg van een Europese richtlijn waarin alle EU-landen concrete stappen op weg naar een eindberging van radioactief afval moeten beschrijven. Elke drie jaar (dus voor de eerste keer in 2018), moeten landen rapporteren welke voortgang er geboekt is.
Laka, maar ook veel andere organisaties, vinden dat het Nationaal programma ernstig te kort schiet. Er zijn geen concrete stappen, alleen een vaag tijdschema van 120 jaar! En men gaat er, ten onrechte denkt Laka, vanuit dat het vinden en inrichten van een eindberging over 80 jaar alleen een financiële kant heeft. Wij denken dat het dan net zo moeilijk zal zijn om locaties te vinden als nu.
Daarom is het zeer interessant dat de Cie MER nu adviseert om “in voorbereiding op de voortgangsrapportage in 2018 aan de EU, het volgende te doen:
- een aantal potentieel geschikte zoekgebieden aanwijzen voor een eventuele eindberging van het radioactieve afval als OPERA laat zien dat bepaalde formaties daarvoor geschikt zijn;
- aan te geven op welke alternatieve scenario’s wordt ingezet als OPERA laat zien dat er geen geschikte formaties zijn.”
Die gebieden moeten dan, analoog van het reserveren van locaties voor kerncentrales (het zogenaamde Waarborgingsbeleid) gereserveerd worden als “potentieel geschikte zoekgebieden voor berging van radioactief afval”, om “het realiseren van beleidsmatige afstemming met andere gebruiksfuncties van de (diepe) ondergrond”.
Nu zijn wij een verklaard tegenstander van het 'Waarborgingsbeleid Kerncentrales' maar zijn benieuwd wat er gebeurd als “potentieel geschikte onderzoeksgebieden voor eindberging” worden aangewezen in bijvoorbeeld Groningen en Drenthe (zout) en/of Noord-Brabant en Zuidwest-Friesland (klei).[kaart]
Het is volgend jaar juni precies 40 jaar geleden dat toenmalig minister van EZ, Ruud Lubbers, zoutkoepels aanwees als “geschikte locaties voor eindberging”. Dat had zoveel protest en ophef en bestuurlijke obstructie tot gevolg dat dat eigenlijk leidde tot de “oplossing” van tijdelijke bovengrondse opslag en het uistellen van welke beslissing verder dan ook. Aan dat vooruitschuiven, vindt de Commissie MER, moet toch echt een keer een einde komen.
Verder wil de cie MER dat in het programma zaak wordt gemaakt van “het uitwerken van het voornemen om de benodigde kennisinfrastructuur in Nederland duurzaam te borgen”.
Minister Schultz van Haegen heeft al gezegd dat ze naar verwachting in januari het ontwerpprogramma aan de Kamer zal sturen. We zijn benieuwd.