De rechtbank in Amsterdam heeft beslist dat PZEM, het voormalige Delta, geen recht heeft op een schadevergoeding van de staat voor de gevolgen van gedwongen splitsing. In een tussenvonnis vorig jaar om meer informatie om te kunnen bepalen of Delta door de onverkoopbare, verliesgevende kerncentrale onevenredig zwaar getroffen zou zijn door de splitsing. Delta heeft, terwijl de splitsing al bekend was, zelf de keuze gemaakt, hun aandeel nog te vergroten en vast te leggen dat de kerncentrale in Nederlandse publieke handen moest blijven. Opvallend in de uitspraak is de mededeling dat minister Kamp in 2014 potentiële buitenlandse kopers heeft afgekeurd.
Na een tussenvonnis vorig jaar november waarin de rechter bepaalde dat meer informatie nodig was, is deze definitieve uitspraak het slotstuk van een langslepende rechtsgang van Delta tegen de Nederlandse splitsingswet. In de op 1 juli 2008 in werking getreden splitsingswet (Wet Onafhankelijk Netbeheer) staat dat energiebedrijven activiteiten die niets met energielevering te maken hebben moeten afstoten. Volgens de splitsingswet moeten energiebedrijven ook het belang in het netwerkbeheer afstoten. Delta was door de wet gedwongen haar aandelen in netbeheerder Enduris te verkopen. Verkoop heeft inmiddels een bedrag van €488 miljoen opgebracht.
Naar het oordeel van het Amsterdamse gerechtshof hoeft PZEM (opvolger van Delta) niet door het Rijk gecompenseerd te worden voor de verliezen die het lijdt door de kerncentrale. De PZEM leidt verlies doordat het de elektriciteit van de kerncentrale tegen een vastgelegde prijs (‘tollingsovereenkomst’) van €43 per Megawattuur in moet kopen. De gemiddelde marktprijs was in 2016 €31,50 per MWh.
Delta besloot in 2011 zelf om het aandeel in de kerncentrale te verhogen van 50 naar 70%, terwijl toen de splitsing eigenlijk al gerealiseerd had moeten zijn. Ook sloot men in september 2011 een convenant met de overheid waarin belemmeringen voor de verkoop van de kerncentrale werden vastgelegd: zo moet de minister van Economische Zaken toestemming geven voor verkoop en moet een meerderheid van de aandelen in publieke handen blijven. De rechtbank oordeelt nu Delta niet zwaarder getroffen is door de splitsingswet dan andere bedrijven, en is de situatie met de kerncentrale het gevolg van eigen beleid. Er is ook geen reëel gevaar voor het voortbestaan; de verkoop van bedrijfsonderdelen heeft immers vele honderden miljoenen opgebracht.
In 2014 waren er, zo blijkt uit het vonnis, gesprekken tussen Delta en “bepaalde buitenlandse bedrijven” over verkoop van de kerncentrale die door de minister van Economische Zaken Kamp in een vroeg stadium werden stopgezet. Om welke buitenlandse bedrijven het gaat is niet bekend.