Kernafval moet opgeslagen worden in 5 km diepe boorgaten op de locaties van huidige nucleaire installaties: Borssele en Almelo. Deze opslag in diepe boorgaten is goedkoper, sneller en veiliger dan de huidige plannen om over 100 jaar het kernafval op te slaan in klei- of zoutlagen. Dit stelt een oud-TNO medewerker -die zich decennia lang beroepshalve met deze materie bezig heeft gehouden- in een vandaag gepubliceerd rapport. Op de locaties van de huidige nucleaire installaties zou de maatschappelijke acceptatie het hoogst zijn. Met de aanleg van de eindopslag kan meteen na de sluiting van kerncentrale Borssele begonnen worden.
Het verkennende rapport 'Eindberging hoogradioactief afval met diepe boorgaten bij de kerncentrale Borssele' stelt dat er “op korte termijn een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren naar een nieuwe mogelijkheid voor de definitieve berging van al het Nederlandse radioactieve afval.” Die nieuwe mogelijkheid is berging van het hoogradioactieve afval in ca. 5 km diepe boorgaten in combinatie met ondiepe begraving van het overgrote deel van het laag- en middelradioactief afval elders. Deze nieuwe vorm van definitieve berging kan volgens de auteur Leo van de Vate, veiliger, sneller, goedkoper en meer maatschappelijk aanvaardbaar zijn dan eindberging over meer dan 150 jaar van al ons radioactieve afval in een traditionele opbergmijn in relatief ondiepe zoutpijlers of kleilagen.
Locaties zijn volgens het rapport voor de hand liggend: het Zeeuwse Borssele voor het hoogradioactief afval en Oost-Nederland (Almelo) voor al het laag- en middelactief afval. Grote voordelen van deze locaties is volgens Van de Vate de maatschappelijke acceptatie in deze regio’s van nucleaire activiteiten: er zijn immers nucleaire installaties aanwezig.
Meer voordelen worden in het rapport beschreven: De diepeboorgatentechniek bezit een zeer grote veiligheidsbarrière die essentieel is voor de berging van hoogradioactief afval en ze is vanwege de grote diepte in principe gesteentetype onafhankelijk. Ze is snel uitvoerbaar (binnen 20 à 30 jaar na sluiting van de kerncentrale Borssele) en naar verwachting goedkoop (aanlegkosten voor 3 boorgaten ca. € 200 miljoen).
De maatschappelijke weerstand tegen berging van radioactief afval in de ondergrond van Nederland is zeer groot. De plannen om dit afval in zoutkoepels of kleilagen in ons land op te bergen worden zowel door de bevolking als door provinciale en lokale overheden krachtig afgewezen. Om uit die impasse te komen is besloten pas ver in de volgende eeuw zo’n eindberging te realiseren. Het onderwerp zou wel weer bespreekbaar kunnen worden als er duidelijkheid komt over het stoppen met kernenergie in Nederland. Het sluiten van Borssele in 2033 is zo’n moment. “Op die locatie kan dan in 3 diepe boorgaten op 5 km diepte eenmalig al het Nederlandse hoogradioactieve afval (99,9 % van de totale radioactiviteit) veilig worden opgeborgen“, aldus het rapport.
Het verkennend rapport over de nieuwe methode is samengesteld door Leo van de Vate met ondersteuning van Herman Damveld, Jan Prij en Leo Vons. Allen hebben een ervaring van tientallen jaren met het probleem van de berging van radioactief afval.
Nederlands beleid op de schop
Het al decennia lang bestaande Nederlandse kernafvalbeleid is een reactie op de impasse rond de eindbergingsplannen in zoutkoepels in Noord-Nederland. Die impasse resulteerde in uitstel van alle plannen: we slaan het voorlopig -tussentijds- bovengronds op en we gaan pas een ondergrondse eindberging realiseren in de 22ste eeuw (na 2100). Maar niet alleen het tijdschema maar ook de IBC-criteria en de eis voor terugneembare opslag moeten bij dit plan op de schop. Het Nederlandse beleid is gedefinieerd als Isoleren, Beheren en Controleren met de belangrijke eis van ‘terugneembaarheid’. Dat wordt als volgt omschreven: “Om dit [voldoen aan IBC-criteria,-Laka] te bereiken moet het afval niet alleen uit het oogpunt van hergebruik terugneembaar worden geborgen; de gekozen wijze van berging dient als geheel een proces te betreffen dat met het oog op beheersbaarheid, in principe omkeerbaar is”. Het rapport stelt dat er geen reden is voor terugneembaarheid: "Het op te bergen hoogradioactieve afval is grotendeels afkomstig uit recycling van opgebruikte splijtstof (opwerking). Alle nog bruikbare brandstof is eruit gehaald. Het zgn. opwerkingsafval wordt in extreem duurzaam glas gesmolten speciaal bedoeld voor ondergrondse berging. Het langdurig openhouden van een opberging om dit afval eventueel te kunnen terugnemen is daarom zinloos".
Het huidige beleid gaat er vanuit dat ook het laag- en middelactief afval opgeslagen wordt in dezelfde geologische eindberging. Ook hier heeft dit rapport een ander plan: Het laag- en middel radioactief afval zou voor een periode van 300 jaar net onder de oppervlakte begraven moeten worden. Deze optie van ‘ondiepe begraving’ wordt als ‘proven technology’ gepresenteerd. “In feite betreft het een ondergrondse bunker die zo optimaal mogelijk met beton, dikke kleilagen en ondoordringbare backfill wordt geïsoleerd van de omgeving”. Dat zou in het Oosten van Nederland kunnen gebeuren, bijvoorbeeld in de omgeving van Urenco/Almelo.