Onmiddellijke sluiting van kerncentrale Borssele is de meest dure oplossing. Dat kan 1 tot 1,3 miljard euro duurder uitvallen dan sluiting in 2033. Die hoge kosten komen vooral door hogere post-operationele kosten, boetes voor het ontbinden van lopende contracten en het afsluiten van nieuwe. Dat staat in de brief die de vier verantwoordelijke ministers naar de Kamer hebben gestuurd met daarin hun standpunt over de problemen bij Delta en mogelijke oplossingen. Het Rijk meent dat Delta twee winstgevende onderdelen kan verkopen, die dan ondergebracht worden in een nieuw nutsbedrijf. Met het geld van de verkoop verwacht men dat Delta haar liquiditeitsproblemen voor de kerncentrale op kan lossen. Het Rijk wil ‘meedenken’ en eventueel garant staan voor een bancaire lening voor dat nieuwe nutsbedrijf.
De brief is een samenvatting van de posities die het Kabinet innam bij het debat op 12 oktober. Nu zijn ook de achterliggende onderzoeken gepubliceerd: Een rapport van onderzoeksbureau Roland Berger over de financiële situatie van DELTA en EPZ en een rapport van de Commissie Holtkamp over de door EPZ genoemde kosten van de drie sluitings-scenario’s (buitenbedrijfsstelling eind 2017, in 2023 en in 2033 zoals gepland).
Delta en RWE leiden verlies op de kerncentrale door de tollingovereenkomst waardoor ze aan EPZ een vaste prijs voor de elektriciteit van de kerncentrale moeten betalen. Deze ligt al enige tijd ver boven de marktprijs. Dat zal naar verwachting nog wel enkele jaren duren, waardoor het Zeeuwse Delta in ieder geval in de problemen raakt.
De nu door het Kabinet gewenste oplossing: “verkoop van twee gezonde bedrijfsonderdelen, het netwerkbedrijf Enduris en Delta's aandeel in waterbedrijf Evides, moeten leiden tot voldoende financiële buffers voor de komende jaren, waardoor de nucleaire veiligheid niet in het geding komt.” Maar, concludeert Roland Berger: “Delta komt de komende maanden dan echter wel in een verkoopproces met onzekere uitkomst terecht.”
Minister Kamp herhaalt in de brief de conclusies van de Commissie Holtkamp dat “acute sluiting van de KCB in 2017 of een geplande (vervroegde) sluiting in 2023 in alle in het onderzoek gehanteerde marktscenario’s veel duurder is voor EPZ en haar aandeelhouders dan reguliere sluiting in 2033. De extra kosten ten gevolge van een vervroegde sluiting worden bij een acute sluiting in 2017 geschat op 1 tot 1,3 miljard euro en bij een sluiting in 2023 op 400 tot 700 miljoen euro.”
Pas bij een elektriciteitsprijs die structureel (ver) onder de huidige marktprijs ligt (“hetgeen nu niet wordt voorzien in de markt”), is vervroegde sluiting financieel aantrekkelijker. De Commissie Holtkamp heeft nog wel vragen over de gehanteerde rentetarieven.
De hoge kosten voor vervroegde sluiting, zo is te lezen in het rapport van Holtkamp, zijn voornamelijk te wijten aan twee zaken:
1- hogere post-operationele kosten: na sluiting heeft EPZ de wettelijke verplichting om te beginnen met de buitengebruikstelling en (de voorbereiding van) de ontmanteling van de kerncentrale Borssele. Zolang er splijtstoffen op de locatie aanwezig zijn, zullen alle veiligheidsvoorschriften volledig in stand blijven. Dit betekent dat de regelzaal vrijwel volledig bezet blijft en dat alle personen die taken uitvoeren in het kader van beveiliging en veiligheid dit gedurende langere tijd blijven doen. “Deze zogenoemde post-operationele fase duurt bij vervroegde sluiting langer dan bij reguliere sluiting, doordat de geplande splijtstofcyclus wordt verstoord.”
2- het afkopen van langetermijn contracten en het afsluiten van nieuwe: Sinds 2014 worden er brandstofelementen gebruikt met een mengsel van gerecycled uranium en plutonium (MOX). Hiervoor zijn langetermijncontracten afgesloten met Areva, het Franse staatsconglomeraat dat zowel verbruikte splijtstof opwerkt als kernbrandstof levert. Deze contracten lopen met de brandstofcyclus tot en met 2033. Bij directe buitenbedrijfstelling moeten alle brandstof- en opwerkingscontracten worden ontbonden dan wel afgekocht. “Dit scenario heeft verregaande consequenties. Bij sluiting in 2023 spelen bovengenoemde factoren ook een rol, maar in mindere mate.”